Zeven gesprekken met scholieren over het vak Nederlands

77

Begrijpend lezen & het examen

Mike van Holsteijn

In deze reeks gaat oud-docent Mike van Holsteijn in gesprek met zes scholieren die hij vorig jaar in zijn 5 vwo-klas had. Ze hebben het over het vak Nederlands en hoe het beter (en leuker!) zou kunnen. Ze fantaseren over de ideale lessen literatuurgeschiedenis en schrijfvaardigheid, en over de beste manieren om ze aan het lezen te krijgen. Ze brabbelen, onder andere, over hoe stom begrijpend lezen is en over wat taalkunde nou eigenlijk inhoudt. In de reeks zullen in chronologische volgorde de volgende vakonderdelen aan bod komen: het vak zelf, de leeslijst, literatuurgeschiedenis, spreek- en luistervaardigheid, schrijven en formuleren, taalkunde & begrijpend lezen.

In deze aflevering: hoe kijken ze naar begrijpend lezen en het examen?

***

Op 15 mei 2024 is het zover: het Centraal Schoolexamen Nederlands. Het is een examen dat ieder jaar toch weer een beetje in de schijnwerpers staat en ieder jaar weer een recordaantal klachten lijkt binnen te krijgen. Toen ik mijn examen in 2017 deed, hadden we ook zo’n record, en de middag na het examen vlogen de memes al over het internet. Een hellend vlak? Wat de fuck is dat? Een filmpje dat het allemaal goed samenvat is hier te bekijken

Het CSE Nederlands is volledig gefocust op begrijpend lezen en bestaat zoals velen zich waarschijnlijk nog kunnen herinneren uit een aantal teksten met vragen (zie hier het examen van 2023). Natuurlijk tellen er ook cijfers die je voor andere onderwerpen hebt gekregen mee voor je uiteindelijke cijfer op je diploma, maar het CSE blijft toch de grande finale. Dat maakt begrijpend lezen automatisch een van de belangrijkste onderdelen van het vak, en dat terwijl er zo onwijs veel kritiek op het vakonderdeel is. De leesvaardigheid is aan het dalen en neerlandici en docenten Nederlands halen soms zelf ook niet eens hoger dan een acht voor het examen. Hoe moet het die leerlingen dan lukken een ruime voldoende te scoren? Het resultaat is dat leerlingen worden gedrild om dat examen door te komen – een examen dat wellicht überhaupt niet deugt.

Maar goed, we beginnen bij het begin. Ik ben in eerste instantie benieuwd of die leerlingen zelf ook vinden dat het slecht gesteld is met hun leesvaardigheid. Daarom begin ik deze laatste aflevering met de volgende stelling: ‘Doe je hand in de lucht als je vindt dat het allemaal wel meevalt met hoe slecht jullie kunnen lezen.’

Tot mijn verbazing blijven alle handen omlaag. Misschien is het kortzichtig van mij, maar ik had eerlijk gezegd verwacht dat deze pubers het allemaal maar gezeik van die gekke volwassenen zouden vinden, dat ze zouden vinden dat ze heel goed kunnen lezen maar dat die teksten gewoon stom zijn, dat tijden veranderen. Maar nee: ook zij denken dat hun generatie iets als een leesachterstand heeft.

‘Hoe komt dat, volgens jullie?’

Er wordt even nagedacht. ‘Onze ouders moesten vroeger volgens mij wel veel meer boeken lezen dan wij nu,’ zegt Danja. Fleur voegt daar nog aan toe: ‘En kinderen grijpen tegenwoordig toch sneller naar hun telefoon dan naar een tekst.’

‘En wat vinden jullie er dan van dat die leesvaardigheid achteruit gaat?’ vraag ik.

Gelukkig is de consensus dat ze niet bepaald vrolijk worden van het idee. Ook zij vinden leesvaardigheid een basisvaardigheid waar ze hun hele leven mee te maken krijgen, ook tijdens hun studies straks. 

Daarnaast merken ze dat hun algemene kennis wat minder is. ‘En dan zeggen ze dat ik vaker het nieuws moet lezen,’ zegt Esther. 

‘Ik ben dat ook wel echt van plan,’ antwoordt Famke. ‘Ik heb de NOS-app al op m’n telefoon geïnstalleerd.’

Toch weer die telefoon. Sorry, dat klinkt misschien alsof ik zelf elke dag de krant lees, maar ik gebruik m’n telefoon ook om het nieuws te consumeren. Het is in ieder geval beter dan het nieuws meekrijgen via sociale media, omdat het niet altijd even duidelijk is hoe betrouwbaar de bron is. Leerlingen hebben tegenwoordig steeds meer moeite met het beoordelen van de kwaliteit en geloofwaardigheid van teksten, het reflecteren op en evalueren van inhoud en vorm en het omgaan met conflicterende informatie.

‘Herkennen jullie je daarin?’

‘Niet per se,’ zegt Jasmijn. ‘Ik vind dat ik best kan beoordelen of een bron betrouwbaar en geloofwaardig is, alleen kan ik niet altijd verwoorden waarom.’

Daarin krijgt ze bijval. Op zich is het meestal prima als je alleen al die betrouwbaarheid aan kunt aanvoelen, maar helaas gaat het bij het vak Nederlands vaak juist om die verwoording. Ze krijgen ook vaak zat open vragen op het examen waarin ze hun antwoord zo beknopt mogelijk moeten verwoorden.

Dat brengt ons weer terug bij het examen. En omdat het de laatste aflevering is, vind ik dat ik er best een tweede stelling in mag gooien: ‘Doe je hand in de lucht als je vindt dat het CSE Nederlands je algemene taalvaardigheid toetst en daarmee voldoende is.’

De handen blijven wederom omlaag. Top. Natuurlijk is Nederlands een veelzijdig vak en is het zo goed als onmogelijk om een toetsvorm te vinden waarin al die aspecten op het examen aan bod komen, maar toch zou het fijn zijn om een vorm te hebben die iets meer bewerkstelligt dan alleen begrijpend lezen. 

‘Wat is er allemaal mis met het examen Nederlands, volgens jullie?’

‘Ik vind het gewoon stom dat het bijna altijd gokken is wat ze nou precies willen horen,’ zegt Fleur. ‘En ik heb vaak het gevoel dat ik iets best goed heb beargumenteerd, maar omdat het dan niet in het antwoordmodel staat, is het meteen fout.’

Dat zijn interessante punten. Het voordeel van een tekst met vragen en een antwoordmodel is dat het enigszins makkelijk na te kijken is, zonder al te veel ruimte voor discussie – wat bij een examen dat op zo’n grote schaal wordt afgenomen handig is om het voor alle leerlingen zo eerlijk mogelijk te houden. Het nadeel is echter wel dat er weinig ruimte is voor nuance, waar de teksten die op examens worden gelezen echter vaak wel om vragen. De vragen en antwoorden zijn heel zwart-wit, goed óf fout en er zijn weinig tussenwegen. Daardoor wordt zo’n tekst eerder een puzzel die ze moeten oplossen dan een tekst die ze moeten begrijpen. Natuurlijk kan een docent ervoor kiezen één of twee punten te geven als het gaat om een vraag met meer punten, maar ook daarvoor staat vaak uitgeschreven voor welke elementen een leerling een punt krijgt of niet.

‘En ik vind het ook stom dat je voor je antwoorden een maximaal aantal woorden hebt,’ zegt Jasmijn. ‘Ik zou iets veel beter uit kunnen leggen als ik iets meer woorden zou mogen gebruiken.’

‘Dat snap ik,’ zeg ik, ‘maar je moet natuurlijk ook leren je antwoorden beknopt en helder te formuleren, zonder al te veel omwegen.’

Een knik met tegenzin: dat snappen ze dan ook wel weer.

‘Maar de teksten die we moeten lezen slaan ook echt nergens op,’ zegt Danja.

‘Hoezo niet?’

‘Allemaal saaie teksten over saaie onderwerpen.’

‘Oké, maar wat voor soort teksten zouden jullie leuk vinden om te lezen? Zouden jullie dan bijvoorbeeld fictie willen? Of een mix?’

Op zich zou fictie ze best leuk lijken, zeggen ze, maar natuurlijk hebben ze ook al literatuurtoetsen gehad. Daarnaast benoemt Fleur dat ze zakelijke teksten in principe wel op een examen thuis vindt horen. Desalniettemin zou een mix misschien leuk zijn, voor de afwisseling. Zo wordt het examen wellicht dragelijker én wordt de taalvaardigheid ook nog in iets bredere vorm getoetst, omdat leesvaardigheid natuurlijk niet alleen op zakelijke teksten van toepassing is.

‘Even uit nieuwsgierigheid,’ zeg ik, ‘wat voor cijfer hopen jullie te halen voor het examen, straks?’

‘Als jij als neerlandicus maar een 8 haalt, zou ik allang blij zijn met een 6,’ zegt Esther.

‘Ik ook,’ voegt Jasmijn toe. ‘Als ik nu een 6 haal ben ik zeer tevreden en dan zeg ik vrolijk dag tegen de middelbare.’

Zulk soort uitingen stemt men misschien wat pessimistisch, maar helaas is dit wel de realiteit. In plaats van persoonlijke ontwikkeling en het daadwerkelijk iets bijbrengen waar die scholieren wat aan hebben, lijkt de middelbare school zoals het nu is vormgegeven soms eerder een plek om alleen je diploma te halen zodat je op je studie straks echt iets nuttigs kunt leren. Het is een realiteit – en mentaliteit – waar we volgens mij (en velen met mij, denk ik) vanaf zouden moeten. Het maakt van de middelbare school een fabriek waar leerlingen wordt aangeleerd dat het vwo beter is dan het vmbo, hoe hoger de cijfers hoe beter. Het werkt hokjesdenken in de hand en bevordert een maatschappij waarin we meer waarde hechten aan ons opleidingsniveau, beroep en salaris dan aan het leiden van een gelukkig leven, het liefst in een wereld waarin we allemaal op gelijke voet onze bijdrage leveren aan de samenleving. Het onderwijssysteem is een van de belangrijkste pilaren waar een maatschappij – en haar toekomst – op rust. Een verandering van het onderwijs kan uiteindelijk doorwerken in een verandering binnen de maatschappij.

Tot zover mijn tirade. Omdat het de laatste aflevering van de reeks is, vond ik dat ik mijn moment maar even moest pakken voor het te laat zou zijn. Maar goed, om die verandering in het onderwijs te bereiken zou een paradigmawisseling nodig zijn; we zouden compleet moeten hervormen wat we als mensen in een samenleving waarderen. Dat zie ik op korte termijn niet gebeuren, dus voor nu is het zaak om te roeien met de riemen die we hebben en het onderwijs zo goed en draaglijk mogelijk te maken binnen wat de kaders ons toelaten.

Ik zou deze reeks heel graag af willen sluiten met een alomvattende oplossing, een alternatief examen dat alle problemen als sneeuw voor de zon doet verdwijnen, maar dat zit er helaas niet in. Daar zijn slimmere en meer ervaren mensen voor nodig dan ik – en het gaat langer kosten dan een paar weken om begrijpend lezen (en het vak Nederlands in het algemeen) te hervormen. Ik hoop dat ik met deze reeks in ieder geval wat stof tot nadenken heb gegeven, waar anderen weer mee verder kunnen. Of dat gelukt is, zien we vanzelf.

*

Ergens gaat er een bel, het interview zit erop. Terwijl de leerlingen langzaam opstaan en al kletsend hun tassen inpakken, veeg ik de lege snoepzakjes in de prullenbak. Allemaal pakken ze nog snel een Maoam of een zakje Haribo voor onderweg naar het volgende lokaal, waarna ik de resterende halve kilo weer in m’n tas prop. Ik bedank ze voor hun tijd, zeg dat ik het leuk vond om ze weer even te zien. Waarschijnlijk zal het de laatste keer zijn – nu echt. Ik wens ze succes met de voorbereidingen van hun examens, hoop dat ze allemaal slagen en een mooi leven tegemoet gaan. Ze zeggen bedankt, tot ziens. Een voor een schuifelen ze het lokaal uit, met een voorzichtige glimlach die verklapt dat ook zij snappen dat dit waarschijnlijk een definitief afscheid zal zijn. Het liefst had ik nog uren met ze gekletst, maar ze moeten door. Allemaal moeten we door. Door met onze dag, en weer op naar de volgende. 

***

Met dank aan: Camiel, Danja, Esther, Famke, Fleur & Jasmijn voor het interview, en aan Oumaima voor het meelezen.