Vijf verhalen die zich afspelen op een kruispunt

35

Derde kruispunt

David Weel

Op een klapstoel naast de snelweg zit een vrouw, kromgetrokken door de jaren die ze overleefde. Ze draagt een zachtgroene nachtjapon en haar grijze haren schommelen wat heen en weer als er een auto passeert. In de ene hand houdt ze een notitieboekje, in de andere een foto van een oldtimer. Een rode. Ik ben gespecialiseerd in weerbaarheidstrainingen en niet in gemotoriseerde voertuigen, maar het zou een Renault kunnen zijn, of een Skoda. 

De vrouw kijkt afwisselend naar de foto en dan weer naar de voorbijrijdende auto’s op de snelweg, alsof ze ja-knikt op vragen die haar gesteld worden. Af en toe noteert ze iets. Misschien een kenteken.

Er stopt een gemeentebusje met knipperlichten, er stappen twee mannen in oranje werkkleding uit. Vragen stellen ze de vrouw niet, er wordt haar vooral veel verzocht:

  • Eerst wordt haar verzocht om op te staan.
  • Er wordt haar verzocht om een identiteitsbewijs te tonen.
  • Er wordt haar verzocht een verklaring af te leggen.
  • Weer wordt haar verzocht om op te staan.
  • Dan wordt er toch iets gezegd.
  • Er wordt gezegd dat een foto van een auto geen identiteitsbewijs is.
  • Dat ze echt een verklaring moet afleggen omdat de politie anders…
  • Dat ze op moet staan. 
  • Dat enkel koeien het recht hebben op een plaats in de berm.
  • Dat het voor haar eigen bestwil is, haar veiligheid.
  • Dat ze geen normale kleren draagt.
  • Dat dat geen probleem is, maar op z’n minst bewonderingswaardig.
  • Weer wordt ze verzocht om op te staan en te verdwijnen.
  • Ze moet verdwijnen.
  • En als ze dat niet doet, dan helpen de mannen een handje.
  • Zij van de gemeente Deria.
  • Opstaan, mevrouw.
  • Nee, Deria, niet Bronk. 
  • Dat de mevrouw haar vader zoekt?
  • Dat hij hier niet gevonden zal worden, als hij überhaupt nog leeft. Ook niet in Bronk.
  • Dat zoeken geen geldige reden is voor overtreding.
  • Nee, van hogerhand bepaald, zij hadden het ook liever anders gezien.
  • Of nou ja, belangrijk is dat ze hier verdwijnt.
  • Dat ze van die klapstoel af moet komen.
  • Oke, doen ze het zo, dan helpen ze een handje.

De twee mannen in oranje werkkleding leggen hun handen op de armleuning van de klapstoel. Ze tellen af en tillen, maar de stoel komt geen centimeter omhoog. De vrouw gaat onverstoorbaar verder met waar ze mee bezig was. Een techniek die ook ik zou willen aanleren in een weerbaarheidstraining. 

         De mannen tellen nog eens af, nu harder en met meer overtuiging, maar weer beweegt de stoel niet. De armen van de vrouw worden stevig vastgepakt. 

  • U wordt verzocht mee te werken.

Maar hoe hard de mannen ook aan haar trekken, de vrouw zit muurvast. ‘Onmogelijk.’ zegt een van de mannen, maar de ander heeft het al opgegeven en pakt zijn telefoon. 

Er stopt een tweede gemeentebusje. Twee mannen in oranje werkkleding stappen uit. 

  • Mevrouw, u wordt verzocht mee te werken.

De vrouw wordt bij haar armen en benen vastgepakt. Er wordt afgeteld en er wordt getrokken. 

Er stopt een derde gemeentebusje. Vier mannen in oranje werkkleding stappen uit.

  • Mevrouw, nu echt, u wordt verzocht mee te werken.

Vier handen bij haar linkerbeen, vier bij het rechter. Haar armen door acht handen in de lucht gehouden alsof ze zich gedwongen overgeeft. De vrouw kraakt wat, zucht en mompelt dan iets over verdwijnen. Dat ze heus wel zal verdwijnen, want op den duur verdwijnt alles. Daar nemen de mannen in oranje werkkleding genoegen mee. Ze bedanken haar voor de medewerking en rijden verder.