Vijf verhalen die zich afspelen op een kruispunt

25

Tweede kruispunt

David Weel

Het zijn twee losse delen, twee verhalen eigenlijk, die ik met naald en draad aan elkaar zet. Huid raakt huid waar die elkaar nooit eerder raakte en soms vraag ik me af of ik als tassenmaakster het recht heb dat te doen. De stukken dier kenden elkaar niet. Nu zijn ze onafscheidelijk. 

Koeienleer is zacht en plooibaar, maar sterk genoeg voor het vervaardigen van een tas. Handtassen, rugtassen, dokterstassen, weekendtassen en een schoudertas voor de man aan de overzijde van het kruispunt.

Hij wisselt voortdurend van straatkant, kijkt paniekerig om zich heen, maakt zich klein achter een voorbijrijdende tram en verschijnt dan rennend op het viaduct. Zijn benen zijn lang, daarom loopt hij zo snel, en zijn hoofd is kaal. Kalend. Zonder veel haar, bedoel ik. 

Eigenlijk gaat het mij helemaal niet om zijn benen of om zijn hoofd, het gaat mij om de schoudertas. Ik volg mijn tas al vanaf de winkel waar hij die kocht.

Het blauwe leer weerspiegelt het licht als een gladgestreken vijver. Hoogglans, de beste kwaliteit hoogglans van een firma die gespecialiseerd is in allerhande leerbewerking, maar in het bijzonder in hoogglans. De stiksels heb ik zo zorgvuldig door het leer gestoken dat je ze nauwelijks ziet. Een jij-en-ik-steek heet dat.

Via de tas leer je de mens kennen. Dat zeiden ze op de academie, maar nu ik op dit kruispunt sta en naar de man kijk, twijfel ik aan die uitspraak. Zijn gedrag is bijzonder. Eigenzinnig zeg maar. Op z’n minst opvallend, maar ik begrijp doe ik hem niet. 

Het hengsel van mijn tas is als een autogordel diagonaal om zijn borst gevouwen. Schijnveiligheid. Aan de overzijde van het viaduct springt hij over een hek de berm in, buigt door zijn knieën en rolt langzaam naar beneden richting de snelweg. 

Met een nieuwe tas door een berm rollen, dat zou ik nooit doen. De tas kan het aan, daar gaat het niet om, tassen met hoogglansleer van de beste kwaliteit kunnen dat aan. Ik weet niet goed waar het wel om gaat, maar het gaat overduidelijk niet om mijn tas.

De man rolt onder de vangrail door de snelweg op. Het verschil tussen gras en wegdek lijkt hem niks te doen. Hij rolt en rolt, wordt niet gezien door de bestuurder van een klein wit busje dat rakelings langs hem heen rijdt, enkel mijn blauwe tas schampt. De kleuren die samenkomen in dat ene moment doen me denken aan de lucht in Deria waar de wolken zo scherp afsteken tegen de hemel dat zelfs de koeien het opmerken.

De man is nog nooit in Deria geweest, hij merkt niets, rolt door en wordt overreden door een rode Skoda. De tas schraapt even over het wegdek en komt dan tot stilstand. Tassen van leer kunnen dat aan. Hoogglansleer van de beste kwaliteit kan over een wegdek schrapen. 

Naast mijn tas ligt zijn arm als een lekkende vulpen. De wolken weerspiegelen in de inkt, als een tweede auto de man overrijdt. Het verkeer raast door naar Eindpunt. Ze zullen van Beginpunt komen, denk ik nog als een derde en een vierde auto de man geruisloos uitrollen als koekjesdeeg.

Als huid beschadigt, is het praktisch onbruikbaar, ook dat leerde ik op de academie. Een poging beschadigde delen aan elkaar te zetten leidt onvermijdelijk tot niets. Een vijfde auto. En dan ook nummer zes. Alleen ik lijk door te hebben dat er een blauwe tas op de snelweg ligt.