Geen tijd voor spelletjes (3)

Rahab Ahmed

Het is zonnig buiten. We zien twee jonge meisjes een park uit rennen. Achter hen lopen hun ouders. De vader is de babywagen aan het duwen. 

Moeder:

‘Sihaam en Jawahir!  Niet ver gaan, jullie moeten in de buurt blijven.’

Kleine Sihaam en Jawahir draaien zich om naar hun moeder. Ze hebben beiden een jurkje aan, met een klein bijpassend hoedje. De twee meisje lijken bijna identiek. Hetzelfde golvende haar, kreukel in de neus en intens bruine ogen. Maar ze zijn duidelijk niet van dezelfde leeftijd, het lengteverschil zegt genoeg. 

De ouders slaan een drukke straat in en de meisjes volgen hun stappen. De baby is al een tijdje in slaap en wordt niet wakker van de drukte waar ze langzaam naartoe bewegen. 

Na een paar tellen staan ze midden op een drukke markt. 

Moeder beweegt naar een groentekraam en pakt een plastic zakje uit de hand van de verkoopster. Ze begint het tasje gulzig te vullen met rode en gele paprika’s, uitjes, komkommers en nog meer. Hun vader wiegt de baby, die inmiddels wakker is geworden, weer in slaap door het karretje heen en weer te bewegen. Hij let op zijn spelende dochters. 

Sihaam klopt op de schouder van haar zusje.

Sihaam:

‘Ik weet een leuk spelletje.’

Jawahir slaat haar hand weg, en stelt zich plotseling ongeïnteresseerd op. Sihaam begrijpt er een seconde lang niks van. 

Jawahir:

‘Nee, ik wil niet.’

Sihaam is ouder en wijzer. Ze herpakt zich, en weet snel hoe ze haar zusje meebeweegt.

Sihaam:

‘We kunnen hier verstoppertje doen. Je kan je hier goed verstoppen. Beter dan bij ons thuis.’

Jawahir draait zich om, en fronst met haar wenkbrauwen. Langzaam opent ze haar gekruiste armen. Ze toont interesse.

Jawahir:

‘Oké, maar ik wil beginnen met tellen.’

Sihaam moet kort glimlachen. Het is haar gelukt. Ze heeft haar zusje overgehaald. 

Sihaam:

‘Is goed. Je mag tellen tot twintig, en dan mag je mij komen zoeken.’

Vader, die inmiddels druk bezig is met het stilkrijgen van de baby, heeft nog niks door van hun plannetje.  

Jawahir knijpt haar ogen dicht, en houdt haar hand voor haar gezicht. 

Sihaam:

‘Niet kijken he!’

Jawahir:

‘Ik kijk niet. Ik ga nu tellen. Een, twee, …drie, vier…’

En zo telt ze verder in zichzelf.

Sihaam is in stilte vertrokken.

Ze kijkt nog een keertje om naar het kraampje waar haar ouders en zusje staan. En zo verdwijnt ze in de massa.