Mensen zijn als eksters, had ze vaak gedacht. Wezens die objecten meeslepen om een nest te bouwen, en daarna niet meer weten hoe ze aan al hun spullen komen. Prulletjes, wriemeltjes, dingetjes. Een mengsel van onbenullige, pretentieuze en dierbare bewijzen van hun bestaan.
Mila was te voet gearriveerd. Ze had in de ochtend college gehad en haar dienst bij Bar Dubrovnik begon pas om acht uur, wat betekende dat ze alle tijd had. Ze bezocht haar adresjes het liefst lopend. Ze hield ervan om door de stad te slenteren. Met één oog hield ze Google Maps in de gaten, en ondertussen speurde ze de grond af. Soms, als ze niks vond, liep ze zelfs een extra rondje. Maar vandaag had ze op haar route een glanzende marmerachtige knoop gevonden en zorgvuldig in het voorvakje van haar tas gestopt. Nu controleerde ze nog een keer in de app waar ze de sleutel kon vinden en stapte toen in de lift van het gebouw. Bij binnenkomst van het appartement trok Mila haar schoenen uit. Van haar moeder had ze geleerd dat ze dat altijd moest doen als ze te gast was, en zelfs nu ze door niemand ontvangen werd, kon ze de gewoonte niet van zich afschudden. Ze stopte de sleutel in haar broekzak, hing haar jas en tas aan de elegante houten kapstok en snoof. Ze rook de geur van zon op dichte ramen.
Er was een gieter klaargezet en tot Mila’s tevredenheid ook een plantenspuit. Ze had zich er al vaak over verbaasd: huizen tot de nok vol met planten, maar geen vernevelaar in zicht. PlantBnB werd vooral gebruikt door succesvolle dertigers en veertigers met lichte appartementen in de binnenstad. Mensen die ter decoratie veel planten in huis hadden genomen om daarna tot de conclusie te komen dat ze geen tijd of geen zin hadden om voor hun urban jungle te zorgen. De bewoners van Haaimanstraat 34 waren voor drie weken naar Zanzibar. Door de gigantische ramen op het zuiden zouden de planten in het huis verkruimelen als er niemand langskwam om op het groen te letten. Het appartement leek voor het grootste gedeelte uit glas te bestaan. Het was er warm en benauwd, ondanks de halfgesloten gordijnen. Mila opende een raam en besproeide daarna de reusachtige monstera die in de woonkamer stond. Haar vingers bevoelden de kurkdroge aarde. Ze bediende de plant met een extra scheut water, en gaf de grote bladeren een snel sponsbadje om ze van het stof te ontdoen. Daarna bewaterde ze lichtjes wat vetplanten en een plompe yucca bij het raamkozijn. Naast de grote lichte bank stonden wat verdwaalde pannenkoekplantjes. Terwijl ze hen water gaf, dwaalde haar blik af naar het glanzende, roomwitte leer. De bank zag eruit alsof er nog nooit iemand op had gezeten.
Mila vroeg zich vaak af waarom de buren van PlantBnB-gebruikers haar werk niet deden. Het leek haar een belachelijke overdaad, iemand via een app inhuren om de planten te verzorgen. Ze had altijd gedacht dat alleen mensen met een teveel aan geld en een tekort aan echte vrienden van dit soort diensten gebruik zouden maken. De oprichter van de app, Jeff van der Kust, leek haar precies zo´n type. Selfmade man Jeff. Wonderboy. Hij was een alumnus van haar universiteit, en werd uitgenodigd voor zo’n beetje ieder carrière-evenement. Een posterboy, boegbeeld van de potentiële glanzende carrière. Mila kon zijn kop niet meer zien. Het was inmiddels een vaste grap geworden in haar vriendengroep. Mannen zoals Jeff van der Kust waren verwende huilbaby’s die altijd de wind in de rug leken te hebben en al hun geld en energie in zaken staken waar de wereld geen centimeter mee opschoot. Ze bedachten diensten waarmee ze hun eigen stinkend rijke soortgenoten van nog meer bespottelijk gemak konden voorzien. Het was gemakkelijk om er woorden van walging voor te vinden, een snelle uitlaatklep voor frustraties die eigenlijk dieper en veelomvattender waren.
Op een avond in de kroeg hadden ze voor de grap de app gedownload. Met overdreven stemmen hadden ze de reviews gelezen die in een strak gestileerd font op de app voorbij gleden.
‘PlantBnB is echt een lifesaver voor iedereen met een drukke baan en een liefde voor groen.’
‘Geen groene vingers, toch de urban jungle die ik altijd al wilde. OBSESSED’
‘Mijn plantenverzorgster heeft zelfs mijn tragische koffieplant weer tot leven weten te wekken, wat is deze witchcraft?!’
Mila en haar vrienden vielen haast van hun stoel toen ze de tarieven zagen die mensen vroegen voor hun groene gave.
Eenmaal thuis had Mila zich direct aangemeld. En zo was ze tot haar schaamte grootgebruiker geworden van Jeff van der Kusts verdomde app. Het voelde hypocriet, en ze had dan ook niks aan haar vrienden verteld. Maar hoe onzinnig ze het concept zelf ook vond, PlantBnB bleek een heerlijk baantje. Mila genoot van de stille, lege huizen, het geluid van het klotsende water in de gieter en de aanblik van de lichte waternevel die op de planten neerdaalde. Ze keek graag naar hoe de aarde het water opzoog en donker kleurde, en fantaseerde dat de planten een zucht van verlichting slaakte als ze langs was geweest. De bewoners van haar adresjes zag ze zelden. Het was vreemd hoe onzichtbaar ze was in diens levens, terwijl ze tegelijkertijd hun eigen levens zonder gêne aan haar blootstelden. Elk huis ging tijdens een bezoekje voelen als een grote etalage, een uitstalling van levensbewijzen. Het gevoel van voyeurisme had ze daarom allang achter zich gelaten. Deze mensen vroegen erom zich te laten bekijken. En Mila speelde het spel graag mee. Ze vergaapte zich aan de interieurs, de kledingkasten en de badkamers van haar opdrachtgevers. Ze ging op tijd naar haar adresjes en op bleef op haar gemak in de huizen treuzelen. Ze schoof even aan bij de keukentafel of plofte op de bank om de kussens te voelen. Of ze rommelde wat in de keukenkastjes, proefde de tandpasta, en snuffelde aan de parfum van de vrouw des huizes. Een enkele keer spoot ze wat op, om zich de hele dag luxueus en tegelijk een beetje vies te voelen.
Het huis op de Haaimanstraat was geen uitzondering. In de schoenenkast vond ze een paar smetteloos witte hardloopschoenen, in de keuken ongeopende maar wel op kleur gesorteerde potjes kruiden. Het interieur ademde een irritant soort perfectie. Ze liep de badkamer in, waar ze minutieus opgestapelde handdoekjes, een schaal met ongebrande geurkaarsen en een gigantische spiegel met goudgekrulde omlijsting aantrof. Even vroeg Mila zich af of er überhaupt wel iemand in dit huis woonde. Het voelde niet alsof ze door iemands leven liep, maar door een filmset die voor een leven door moest gaan. Ze bewaterde de palm naast het badkamermeubel, en liep toen terug naar de gang, waar ze ruw een lade van een willekeurig kastje opentrok. Mila was opgelucht. De lade lag – zoals het hoort – vol met rommel. Een beduimeld vriendenboekje van vroeger, een HEMA-mapje met foto’s, oude verjaardagskaarten en een opgekruld post-it blokje, op het bovenste blaadje was in hanenpoten ‘Jij bent mijn liefste’ geschreven. Mila glimlachte. Mensen waren echt als eksters, dacht ze. Ze bewaarden dat waar ze zich onweerstaanbaar toe aangetrokken voelde. Vaak was dat: de herinneringen aan een rijk en vol leven (of de illusie daarvan). Spulletjes die een gevoel van luxe en comfort opriepen. Maar in deze la zag ze ook dat zelfs de meest protserige eksters een zwak konden hebben voor het onbenullige en verlepte, lelijke dingen bewaarden, omdat ze er zelf iets in zagen wat schitterde.
Ze was even bang geweest dat ze haar vaste routine had moeten verbreken. Maar nu Mila vastgesteld had dat er wel degelijk mensen in dit huis woonden, wist ze dat ze kon doen waar ze goed in geworden was. Ze pakte haar tas en opende het voorvakje. Op de grote glazen ronde tafel stalde ze haar schatten uit. De marmerachtige knoop van vanochtend. Het haarclipje van groen metaal. De deftig uitgevoerde aansteker, dat was een echte gelukstreffer geweest. Een rode vulpen. Een muntje van onbekende valuta. Een piepklein gehaakt gelukspoppetje. Een gladde, ronde steen, voorzien van een met kinderlijke hand geschilderd hart. In een flits dacht ze aan het badkamermeubel naast de grote palm. Daar lagen vijf perfect opgestelde zensteentjes. Mila stopte zorgvuldig haar vondsten terug in haar tas. Met de steen in haar hand liep ze naar de badkamer. Ze schoof alle stenen een paar centimeter naar rechts, en voegde aan het einde haar steentje toe, het beschilderde oppervlak naar onderen gericht. Ze zette een stap naar achteren en bekeek haar werk.
Mila wist sinds haar baan bij PlantBnB zeker dat intentie en toevalligheid in ieder huis voortdurend door elkaar heen liepen. De bewust geplaatste kapstok, waar in de haast van alledag jassen, sjaals en handschoenen overheen worden gedrapeerd en weer weggetrokken. De smaakvol gepositioneerde bank met ernaast het tafeltje waar altijd een verdwaalde pen of sleutel blijft liggen. Het aanrecht, waar vaak de broodrooster staat die eigenlijk voor het mooie even opgeborgen zou moeten worden. En de mooie kasten met lades die parafernalia aan het zicht onttrekken. Mila vermoedde dat deze esthetisch opgestelde zenstenen niet toevallig, maar intentioneel waren. Het was gewoonlijk niet haar stijl om te rommelen aan dit soort bedoelde opstellingen. Ze koos er meestal liever voor om dingen achter te laten die onder het gordijn van toevalligheid schuil zouden blijven. Het voelde lekker om te weten dat ze misschien ooit iets bij de mensen los kon maken. Een kleine rimpeling in het oppervlak, een moment van verwarring. Maar het mocht nooit groot genoeg zijn om haar reviews te beïnvloeden. Ze keek naar de stenen. Als je niet beter wist, waren het er altijd zes geweest.