Zeven gesprekken met scholieren over het vak Nederlands

67

Taalkunde

Mike van Holsteijn

In deze reeks gaat oud-docent Mike van Holsteijn in gesprek met zes scholieren die hij vorig jaar in zijn 5 vwo-klas had. Ze hebben het over het vak Nederlands en hoe het beter (en leuker!) zou kunnen. Ze fantaseren over de ideale lessen literatuurgeschiedenis en schrijfvaardigheid, en over de beste manieren om ze aan het lezen te krijgen. Ze brabbelen, onder andere, over hoe stom begrijpend lezen is en over wat taalkunde nou eigenlijk inhoudt. In de reeks zullen in chronologische volgorde de volgende vakonderdelen aan bod komen: het vak zelf, de leeslijst, literatuurgeschiedenis, spreek- en luistervaardigheid, schrijven en formuleren, taalkunde & begrijpend lezen.

In deze aflevering: wat weten ze eigenlijk van taalkunde?

***

Disclaimer: taalkunde is niet mijn specialiteit. Tijdens mijn studie Nederlands koos ik voor het pad van de letterkunde en had ik in mijn eerste jaar zonder de hulp van een studiegenootje (nogmaals bedankt daarvoor, H.) de boel nooit overleefd. Grote delen van taalkunde waren voor mij net iets te wiskundig, al vond ik de achterliggende taalkundige theorieën over taalverandering, dialecten en fonetiek altijd wél interessant. Taalkunde op de middelbare school gaat tegenwoordig vaak niet verder dan grammatica en werkwoordspelling, en hier en daar een taalkundig onderzoekje. Heel lang wordt er verder niet stilgestaan bij de ontwikkeling van onze taal (ook doordat er wegens tijdgebrek soms ook niet langer stilgestaan bij kan worden), terwijl het toch een enorm onderdeel is van de Nederlandse taal én de studie Nederlands. Waarom dan niet op school? Ik denk dat taalkunde op de middelbare, als we het een beetje goed aanpakken, zeker aan zou kunnen slaan bij leerlingen.

Om het onderwerp aan de leerlingen te introduceren begin ik deze keer met de volgende stelling: ‘Hand in de lucht als je het belangrijk vindt om te weten hoe de Nederlandse taal in elkaar zit en hoe deze zich heeft ontwikkeld.’

Het blijft even wat stilletjes en uiteindelijk durft wederom alleen Jasmijn haar hand in de lucht te steken. Net als bij de aflevering over literatuurgeschiedenis kijkt ze haar medeleerlingen verontschuldigend aan: ‘Ja sorry, maar dit vind ik ook gewoon best interessant.’

Om eerlijk te zijn ben ik best verbaasd dat Jasmijn de enige is die haar hand omhoog doet. Zeker aangezien de studie voor zo’n groot deel uit taalkunde bestaat – is dat dan allemaal voor niets geweest? het belang dat er op de studie aan taalkunde wordt gehecht. Taal zoals wij het gebruiken is een van de belangrijkste dingen die ons een bijzondere diersoort maakt. Zonder taal waren we nergens. Vinden ze het dan echt niet belangrijk om daar meer van te weten?

‘Hoe komt het dat jullie het niet belangrijk vinden?’ vraag ik aan de andere vijf.

Er klinken meerdere antwoorden, maar het komt allemaal hierop neer: ‘Ik spreek toch al prima Nederlands, dus dan hoef ik echt niet te weten hoe het in elkaar zit en hoe het zich heeft ontwikkeld.’

‘Maar heb je taalkunde wel nodig voor een beter taalbegrip, denken jullie?’

‘Ja, dat wel. Zonder kennen geen kunnen.’

‘Hmm, oké. En wat houdt volgens jullie taalkunde eigenlijk in?’

En hier zit denk ik de kern van het probleem, want inderdaad komen ze niet heel veel verder dan (werkwoord)spelling en grammatica, allebei vrij breindodende onderwerpen voor de middelbare scholier. Het is wel begrijpelijk dat dit het enige is waar ze bij taalkunde aan moeten denken, want verder dan dat gaat het op school dus ook niet.

‘Taalkunde is veel meer dan dat,’ zeg ik. ‘In de studie ga je ook veel dieper in op taalverwerving, bijvoorbeeld, of dialecten. Je leert over taalbeschouwing, taalvariatie, semantiek en taalpsychologie. Een paar van jullie gaan volgens mij psychologie studeren, dus daar zul je vast ook met psycholinguïstiek te maken krijgen. Je kunt echt veel meer kanten op met taalkunde dan je denkt.’

Wederom merk ik, nu ik iets meer vertel over wat de studie inhoudt, interesse. 

‘Waarom krijgen we dat dan niet in de les?’ vraagt Fleur.

Al sla je me dood. Al vermoed ik dat het deels komt doordat we op de middelbare helaas niet altijd de tijd hebben om bij al die onderwerpen uitgebreid stil te staan. ‘Weten jullie dat taalkundeproject van vorig jaar nog?’ 

Even wat context tussendoor: in 5 vwo moesten de leerlingen in groepjes van drie of vier allemaal een klein onderzoekje doen. Op Taalcanon moesten ze op zoek naar een onderwerp dat ze interessant vonden en dat als uitgangspunt nemen voor een onderzoeksvraag. De conclusies van hun onderzoeken presenteerden ze aan de rest van de klas. Zo deed een groepje bijvoorbeeld onderzoek naar Whatsapp-taal, maar ook naar hoe taalgebruik iemands wereldbeeld kan kleuren. De onderwerpen die op Taalcanon te vinden zijn, zijn stuk voor stuk prikkelende thema’s en voor ieder groepje leerlingen zit er wel iets interessants tussen waar ze meer over willen weten.

‘Bedoelt u dat onderzoek met die presentatie op het eind?’ vraagt Danja.

Ik knik. ‘Hoe vonden jullie dat?’

‘Dat was best leuk, eigenlijk.’ De rest stemt in. 

‘Precies! Al die onderwerpen waar je uit kon kiezen hebben allemaal met taalkunde te maken.’

Het is grappig om te zien dat ze dit project eigenlijk allemaal wel leuk vonden, maar toch nog hun handen omlaag hielden bij mijn stelling. Misschien dat ze het project zó leuk vonden dat ze zich amper voor kunnen stellen dat het onderdeel is van zoiets saais als taalkunde, maar dat is gissen. Als ik ze vraag of meer van dit soort projecten leuk zouden zijn zeggen ze voorzichtig van wel, maar ook hier geldt: zo’n project kost veel tijd. Zowel voor de docent aan lestijd, maar ook voor de leerling, aan onderzoek en voorbereiding. 

Toch zou meer taalkunde in de les wel nuttig zijn, denk ik. Misschien niet altijd in de vorm van een project, om tijd te besparen (al kom ik zelf even niet veel verder dan een soort toetsloze voorlichting over taalkunde (docenten, denk mee!)), maar ik denk zeker dat het bij kan dragen aan iets waar we het vorige week ook al over hadden: bewuste taalvaardigheid. 

‘Denken jullie dat taalkunde daaraan bij kan dragen?’ vraag ik ze.

‘Op zich wel,’ zegt Esther. ‘Je wordt je dan toch ook weer iets bewuster van de taal die je gebruikt.’

‘Precies.’ Door dat bewustzijn spoor je misschien ook weer sneller fouten op, of wil je op z’n minst beter je best doen om een foutloze tekst te schrijven. Wat ik nu op ga schrijven klinkt veel boomer-achtiger dan ik zou willen, maar misschien heeft het iets te maken met respect voor de taal. Dit is even een gekke vergelijking, maar sommige hardcore Star Wars-fans worden ook boos als iemand ‘Luke, I am your father,’ zegt in plaats van ‘No, I am your father’, terwijl anderen het geen bal kan schelen. Net zoals dat ik boos word als iemand ‘Ik ben groter als jou,’ zegt, in plaats van ‘Ik ben groter dan jij’. Oké, toegegeven, ik word misschien niet echt boos, maar zal hoogstwaarschijnlijk wel een beetje teleurgesteld zijn.

Maar goed, tijd om af te ronden. Volgens mij kunnen we een paar aardige conclusies trekken: dat leerlingen taalkunde onbelangrijk vinden, omdat ze denken dat alleen (werkwoord)spelling en grammatica daar onderdeel van zijn. Ook hier geldt weer dat de interesse kan worden gewerkt als de onderwerpen aan bod komen die ook onderdeel zijn van de universitaire studie, zoals taalpsychologie en taalverwerving. De enige vraag is hoe dat op een qua lestijd efficiënte manier kan, zonder de veelzijdigheid van taalkunde tekort te doen. Door het misschien op een elegante manier te verweven met andere aspecten van het vak (makkelijker gezegd dan gedaan, dat weet ik, maar met z’n allen moeten we iets kunnen verzinnen) krijgen leerlingen misschien niet alleen meer respect voor de taal, maar leren ze ook de bewuste taalvaardigheid aan die ze kan helpen bij het schrijven en lezen van teksten. 

Tot zover de brainstorm. Nu de uitvoering nog. 

***

Met dank aan: Camiel, Danja, Esther, Famke, Fleur & Jasmijn voor het interview, en aan Oumaima voor het meelezen.