Vuurland leest

Antiboy

Valentijn Hoogenkamp
Valentijn Hoogenkamp: Antiboy

Uitgeverij: De Bezige Bij

Dit boeken lazen we in oktober 2022.

Bestel

Na Het aanbidden van Louis Claus verschijnt nu Valentijn Hoogenkamps tweede titel: Antiboy. Volgens de uitgeverij ‘een persoonlijk essay over leven, dood en vrijheid, provocatief

Na zijn debuutroman Het aanbidden van Louis Claus komt Valentijn Hoogenkamp nu met een flinterdunne opvolger. Antiboy telt 112 pagina’s en is volgens de uitgever een persoonlijk essay, een coming of gender én een poëtisch verhaal. Veel om waar te maken dus, en dat lukt.

‘Ik kom uit een lang geslacht van leugenaars.’ Met die openingszin ontvouwt zich direct een verhaalwereld. We zitten in het hoofd van Antiboy, die net ontwaakt na de borstamputatie. In het delirium na die zware operatie krijgt de lezer van alles mee: pijnlijke jeugdherinneringen, poëtische overdenkingen, rauwe observaties. Allemaal aan elkaar geschakeld met een logica die niet op papier te vatten is, maar die in de ruimte van dit verhaal volstrekt natuurlijk voelt.

En zo waaiert Antiboy rijkelijk uit, van iconische momenten uit de popcultuur tot diepgaande inzichten. Vroeger voelde Antiboy zich gedwongen om zich te gedragen als een meisje. Hoogenkamp schrijft over dwingende genderrollen: ‘Het belangrijkste aan dit meisje is dat ze tussen mij en de anderen in bestaat. Zij kijken naar haar en ik kijk naar haar.’

In Antiboy laat Valentijn Hoogenkamp op poëtische wijze zien hoe muurvast je kan zitten in genderconstructies. Het verhaal laat zien wat mensen verwachten als ze aan vrouwen denken: bloemenjurken, lange haren, een precieze hoeveelheid zachte haarloze huid. Het toont de meedogenloosheid van mensen ten opzichte van alles wat ze niet snappen of kennen. Maar bovenal toont Hoogenkamp ons wat anderen ons kunnen aanpraten over onze lichamen. De woorden ‘esthetisch ongewenst’ staan op mijn netvlies gegrift. Een vrouw, dat is twee borsten en anders niet. Maar wat als je erachter komt dat je die borsten helemaal niet wilt en nooit gewild hebt? Wat moet je met de informatie dat ánderen blijkbaar wel heel graag willen dat je ze bij je draagt? En ben je dan echt opeens iemand anders als je ze niet meer hebt?

Antiboy laat ook zien dat je van al die lasten los kunt breken. Goede vriend en ex-partner Slimane stelt in het boek dat je gender niet goed of fout kunt doen. ‘Misschien hoef ik niet meer van die gedachtes te genezen.’ De opluchting die langzaam door het verhaal sijpelt is voelbaar. De conclusie dat alles wat je bent oké is, inclusief alle twijfels, worstelingen en huiveringen. Antiboy hoeft niet te veranderen in iemand anders. Niet te leren om alsof te doen. Niets mee te dragen wat niet past. Antiboy hoeft alleen maar te zijn wie Antiboy altijd al was. De transitie die in dit boek centraal staat gaat dus niet alleen over het lichaam, maar ook over het denken. En dat is een prachtig pad om als lezer te volgen.

Ik bewonder Antiboy omdat het weigert een ingewikkelde waarheid tot een kernachtige te reduceren. Met een veelheid aan beelden, scènes en mijmeringen — vaak tegenstrijdig.

Dat is me wat, als ik een boek dichtsla, mijn vinger nergens op kan leggen en vaststel: dit is wáár.

Ik heb tijdens het lezen zinnen onderstreept die mij raakten, maar toen ik ze verzamelde en achter elkaar teruglas, stelde ik vast dat ze dat deden als onderdeel van iets groter. Het is daarom, geloof ik, niet zinvol ze te citeren.

De taal zelf neemt vele vormen aan, en de voorstelling die ik heb van de personages, vooral het hoofdpersonage en Slimane, verschuift continu.

De enige definitie van non-binair zijn, is er eentje die per definitie niet in de Van Dale past.

(Ik zeg dit als iemand die zich niet per se als non-binair identificeert. Wel als iemand die het sinds de pubertijd onmogelijk vindt hechte vriendschappen met mannen op te bouwen, en toch ook niet is wat zijn beste vriendinnen zijn.)

Omdat het boek zoveel was, durf ik te zeggen dat het ook een beetje over mij gaat. Dat gevoel had ik toch, terwijl ik het las.

Eén citaat dan: ‘Ze proberen steeds te bepalen wat mannen en vrouwen zijn maar willen eigenlijk afspreken wat een mens is.’

Ik had eigenlijk gewild dat het boek nog veel langer was. Niet omdat ik verlang naar meer van hetzelfde, maar omdat ik nieuwsgierig ben naar welk geheel, of welke gehelen, meer van hetzelfde (of meer van iets vergelijkbaars), zoal zou kunnen vormen.

Wie Antiboy leest, voelt: hier wordt een gesprek gevoerd waarbij iets op het spel staat. Hier moest uiterst geconcentreerd iets uitgezocht worden – Antiboy is het verslag (een memoir, zou je kunnen zeggen) van een jaar waarin de noodzaak van een lichaam (door een medische noodzaak moesten de borsten van de auteur verwijderd worden) de noodzaak van een geest tevoorschijn trok. Een jaar waarin een geliefde van de hoofdpersoon reageerde zoals hij reageerde – net zoals de vader van de hoofdpersoon reageerde zoals hij reageerde, en – heel bijzondere eindscène – de oma van de hoofdpersoon reageerde zoals ze reageerde.

Ik las Antiboy in één zitting uit en móést, een paar bladzijden voor het einde, aan een vriend die het ook aan het lezen was, appen hoe bijzonder het was. Valentijn Hoogenkamp schrijft namelijk, dwars door alle turboturbulentie heen, zinnen vol rozenbloesem. Ik bleef maar aanstrepen: ‘Als ik haar ooit nog eens zie sla ik haar dood met een edelsteen.’ ‘Via via had ik gehoord dat hij in transitie was gegaan en alsof dat nieuws hem tevoorschijn toverde kwam ik hem vlak daarna tegen op straat.’ ‘Ik bevond me in die dagen in de bolling van een traan.’

Antiboy zweeft ergens tussen vertelling en verklaring, ergens tussen novelle en essay, ergens tussen opvissen en afsluiten. Daarmee is het een uniek boek, dat samen met Valentijns eerste boek Het aanbidden van Louis Claus een heel spannend schrijverschap openbaart.

Sommige schrijvers hebben geen 300 pagina’s nodig om me er pijnlijk bewust van te maken hoe makkelijk je het eigenlijk hebt. Of je nou cis bent of niet, deze twee zinnen zijn hartverscheurend en herkenbaar voor iedereen:

‘Heb je iemand met wie je erover kunt praten?’ vraagt hij.
‘Dat vraagt iedereen met wie ik erover praat.’ 

En dan is het lastig om weg te leggen, en lastig om door te lezen, en lastig om te beseffen dat er geen oplossing aan het einde van het verhaal gaat zijn. Dat je slechts een paar uur mee kan leven met een personage dat dit elk uur van elke dag leeft.

En alsnog is het prachtig.

‘…er was altijd de hoop dat ik het meisje op een dag onder de knie zou krijgen, eindelijk de juiste zou zijn. Ja, ik wist het al maar ik noemde het leegte. Dat er iets ontbrak waar bij anderen iets zat.’

Wat een mooi en moedig essay. Bij sommige zinnen voelde ik weer die mengeling van bewondering, inspiratie en vreemde spijt dat ik ze niet zelf geschreven had, die ik ook voelde bij het lezen van Het aanbidden van Louis Claus. Die toon, of stijl, die steeds iets verrassends heeft – dan weer een uiterst heldere waarneming, ineens een flinke vaart, kwetsbaarheid, dan weer verrassende hardheid (“als ik haar nog eens zie sla ik haar dood met een edelsteen”) (die me af en toe deed denken aan Fleur Jaeggy) – daar houd ik enorm van, en die bindt alle herinneringen en scènes in dit essay mooi aan elkaar.

‘Ik weet hoe ik een cowboy moet maken,’ schrijft Hoogenkamp, bijvoorbeeld. Leren laarzen aantrekken, een zwalkend loopje naar de supermarkt, hand langs de koude spinazie laten glijden. ‘Nog beter weet ik hoe ik een meisje moet maken.’ Dit meisje – dat vooral gemaakt wordt om aan verwachtingen van anderen te voldoen – bestond tussen Antiboy en ‘de anderen’ in. ‘Zij kijken naar haar en ik kijk naar haar.’ Wat een mooie manier om de existentiële afstand tussen Antiboy en de anderen te verwoorden. Te midden van afwisselende woede, rouw en vertwijfeling is er een ontluikende, voorzichtige kracht: ‘iets wil zich laten zien.’

Het essay biedt via herinneringen aan relaties en gesprekken, die samen een rijk en complex geheel vormen, als het ware een blik op de achterkant van het borduurwerk van het ‘zelf’ – hoe dat bestaat, gecreëerd wordt, in relatie tot anderen. Een eerlijk, moedig en mooi verslag van de verwarrende, pijnlijke en bevrijdende ‘geboorte’ van Antiboy.

Dit boek voelde aan als een knuffel van een oude vriend. Heel fijn om over trans personen en hun ervaringen te lezen, zonder altijd de nadruk op de traumatische aspecten ervan. Zeer mooi geschreven, met beelden die blijven hangen en taal die prikkelt en nazindert.

‘Ik ben gelukkig,’ zeg ik, om te horen of ik lieg.

Voor hem was er onderweg een meisje overleden. (…) Hij vroeg me om hulp bij het rouwen om haar.

Het stuk over ‘waarom voel je je een man/vrouw’ maakte zoveel los en zette aan tot nadenken, wat ik denk dat het belangrijkste is dat een boek moet doen: je vragen laten stellen over jezelf of de wereld. Wat me wel opviel was het feit dat er weinig plot was, waardoor het boek soms eerder aanvoelde als een soort memoir of dagboek. Ik kan met moeite opsommen wat er nu eigenlijk echt gebeurd is buiten de mastectomie, maar misschien is dat net het hele punt. Dit is namelijk de gebeurtenis die ervoor zorgt dat alles voor Anti voorgoed wankelt en dan, kantelt.

Nog een “minpuntje”: de personages vond ik niet zo goed uitgewerkt. Ik had liever wat meer gelezen dan enkel de gedachten van Anti. Ik stel me bijvoorbeeld veel vragen over de moeder van Anti, ik heb het gevoel dat zij enkel terloops vermeld wordt. Op een andere manier gezegd: ik zou graag méér gelezen hebben, omdat ik het gevoel heb dat het verhaal op de 112 pagina’s nog niet helemaal verteld is. Desalniettemin vond ik het een prachtig boek en een aanrader voor iedereen die soms nadenkt over gender en zéker voor mensen die dat niet doen.