De Lampenwinkel: Dagboek Here (1)

Jaap Blankespoor

Vandaag is er zoiets wonderlijks gebeurd! Ik heb geproefd van het licht. Het was een teken dat het huis van de Koper dichterbij komt. Ik vroeg de Eigenaar of hij mijn plaatsje in Zijn huis wil bezegelen met een opgang naar de etalage. 

‘Er is nog plaats’, zei de Eigenaar, zoals hij dat ook tegen Gerrit zei. Ik weet het: ik moet eerbied hebben, maar Gerrit deugt van geen kant. Hoe kan ik de belofte van de Eigenaar dan serieus nemen?

Ik hield mijn mond niet langer. Gewoonlijk sluit de Eigenaar zijn oren voor waarschuwingen, maar vandaag liet hij me spreken. Zo schonk de Koper mij opnieuw Zijn gunst.

Ten eerste moet een aantal kinderen al lang een lampenkap dragen. Ze hebben nu te veel controle over hun licht. Bij baby’s is het anders. Ze zijn nog niet bekwaam om het licht te gebruiken en vormen daarom geen gevaar. Het is juist aandoenlijk om een baby verlicht door de winkel te zien kruipen.

Net voordat de peuters het licht voor zich gaan gebruiken, moet je hen afschermen met een kap. Anders gaan ze tussen de lampen door rennen. Soms komen ze zelfs tot de deur, waardoor de Ruimer of de Eigenaar moet ingrijpen. Verscheidene lampen storen zich eraan, waaronder Cees, Marjan en Geesjes moeder. Bovendien wekken rondrennende kinderen jaloezie op bij de ouderen. Het staat symbool voor het baldadige, opstandige dat je niet in de winkel moet hebben.

Het is niet goed als kinderen te lang van hun vrijheid kunnen proeven. Het is zo des te moeilijker om hen te laten geloven dat een lampenkap goed voor hen is. 

In mijn kindertijd was een lampenkap nog eervol. Wie eenmaal in de etalage stond, straalde omdat hij wist dat de Koper hem zag. Nu is de winkel slordig. De etalagelampen snakken naar voeding voor hun ziel, maar de Eigenaar is niet bekwaam hen dat te geven. De etalage is haar glans verloren.

Het geduld van de Eigenaar raakte op. Ik zei dat het mij niet de bedoeling leek dat etalagelampen in het midden van de nacht schijnen. Het licht dient niet tot ijdel vertoon. En bidden doet men fluisterend. Laat hen niet hun kelen, maar de echo van de etalage gebruiken. Schuif desnoods het schavot tegen het podium aan. Een invoelend fluistergebed draagt meer eerbied uit dan dat ongecontroleerde geschreeuw. Het wordt een karikatuur van zichzelf. Hoger en harder is niet altijd beter, zeker niet als je mensen naar de etalage probeert te lokken.

Ik pleit ervoor dat Koperervaringen (in overleg tussen de Eigenaar en de Koper) gecontroleerd worden ingezet. Te beginnen met mij. De etalage is het toonbeeld van de winkel. Als je deze gaat verdoezelen, dan straalt dat uit op de gehele ruimte en haar lampen. Lampen die het niet kunnen opbrengen om fatsoenlijk te schijnen hebben daar niets te zoeken. 

De Eigenaar gebaarde me om rustig te blijven, waarschijnlijk omdat hij heel goed aanvoelde dat ik een punt had. Iedere dag dat er niets aan wordt gedaan zijn we verder van huis. Hoe moet ik dit straks weer terug in het gareel krijgen? (Ik spreek nu voor mijn beurt als toekomstige Eigenaar). Wellicht kan ik iedereen een vaste plek geven, en wat meer rangschikken. Een serieuze lamp naast een losbandige. Een gehoorzame naast een ongehoorzame, zodat de winkel zich langzaam uitbalanceert. 

Ten slotte vertelde ik hem dat het onbehoorlijk is dat hij ‘s avonds nog zo lang bij de gewone lampen te vinden is. Het getuigt van een zwak karakter en gebrekkig leiderschap als je niet van je eigen koopwaar kunt afblijven. Hij wist volgens mij precies wat ik bedoelde.