Zeven verhalen over de rockband der gebroken zielen

67

De zanger

Mike van Holsteijn

De zanger was zijn stem verloren. In plaats van dat hij als Gregor Samsa in een insect was veranderd, werd hij op een dag wakker zonder dat er tot zijn verbazing geen geluid meer uit zijn strot kwam.

Het was een droom, natuurlijk. Dat moest wel. Hij had de hele avond al vervelend gedroomd, dus dit was simpelweg de zoveelste nare droom. Echter, naarmate er steeds meer licht door zijn gordijnen kwam en hij iedere keer toch weer pijn voelde als hij zichzelf kneep, begon hij zich af te vragen of hij wakker was. Hij pakte zijn telefoon en het scherm lichtte op, het was half zeven. Hij kneep zijn neus net zo lang dicht tot hij bijna stikte. Toen wist hij het zeker. Attention, this is not a drill. De zanger was zijn stem verloren.

Hij haalde een paar keer diep adem. Misschien was hij gewoon schor, dacht hij. En moesten zijn stembanden nog een beetje opwarmen. Ja, dat was het vast. Een boterham en een glaasje melk moest helpen. Misschien nog een keelpastille of twee door z’n strot duwen en hij was weer klaar om te repeteren voor de tour, die al over drie weken van start zou gaan.

Toen hij er vier boterhammen, twee gebakken eitjes, vijf glazen melk en een hele verpakking Strepsils doorheen had gejaagd, begon hij paniekerig te worden. Hij banjerde door zijn appartement, alsof hij op zoek was naar een verklaring, een oplossing. Of misschien had zijn stem zich ergens in een hoekje van de kamer verstopt, zou hij straks vanachter een bank omhoog springen. ‘Gefopt! Was je daar even van geschrokken, hè?’

De zanger vond zijn stem niet terug, dus zag hij geen andere oplossing dan zijn dokter te bellen. Pas toen de dokter met een vriendelijke groet opnam vroeg de zanger zich af hoe hij in godsnaam van plan was zonder stem uit te leggen wat het probleem was, dus hing hij maar weer op.

Een kwartier later kwam hij op zijn fiets aan bij de praktijk. Achter de balie zat de doktersassistente zo druk op haar toetsenbord te tikken dat ze de zanger niet zag, dus ramde hij op het belletje. De assistente schrok op en keek naar hem.

‘Heeft u een afspraak?’

De zanger schudde zijn hoofd en wees naar zijn mond. ‘Ik heb geen stem.’ Hij hoopte dat ze kon liplezen. Aan haar blik – ze keek alsof er een buitenaards wezen voor haar stond – zag hij dat ze hem allesbehalve had begrepen. Hij reikte over de balie en griste pen en papier bij haar weg. Hij schreef: Heb geen stem. Geen afspraak. Moet dokter zien.

‘Ik ben bang dat u zonder afspraak nog eventjes zult moeten wachten, meneer. Dokter Jansma zit vandaag helemaal vol.’

De zanger pakte de pen weer op. Het is dringend.

‘Sorry, meneer. Ik kan wel een afspraak voor u inplannen? Verder kan ik niets voor u betekenen.’

De zanger rolde met zijn ogen. Stomme trut, dacht hij. Verlies zelf anders eens je stem, kijken of je dan nog steeds niets kunt betekenen. Met je kutafspraak. Hij maakte een gebaar waar hij welgeteld maar één vinger voor nodig had, stak de pen en het papier in zijn zak en liep verder. Hij probeerde elke deur in de praktijk, tot hij in de spreekkamer van de dokter terechtkwam.

Daar zat een man in zijn onderbroek op de behandeltafel, terwijl dokter Jansma zijn rug onderzocht. De man sprong van schrik van de tafel, ook al leek hij niet goed te weten wat verder zijn plan was. De zanger liep op de man af, greep hem bij zijn bovenarm en sleurde hem onder luid protest mee naar de gang, waar hij struikelde door de broek die nog op zijn enkels hing. De zanger ging weer naar binnen, trok de deur achter zich dicht en draaide hem op slot. Hij ging op de stoel tegenover het bureau van de dokter zitten wachten. De dokter stond van een afstandje verbouwereerd toe te kijken, de stethoscoop bungelde verloren om zijn nek. De zanger trok zijn wenkbrauwen omhoog, alsof hij de dokter probeerde te vragen of er nog wat van zou komen.

‘Waar denkt u dat u mee bezig bent?’ Dokter Jansma kwam nogal verongelukt over, vond de zanger. Nergens voor nodig.

De zanger pakte zijn pen en papier. Ik ben mijn stem verloren.

‘Dat kan dan misschien zo zijn, maar dat geeft u absoluut niet het recht hier zomaar binnen te stormen en, en…’ – hier zocht de dokter even naar woorden – ‘mijn patiënten wég te slepen.’

De zanger bleef de dokter onbewogen aanstaren.

‘U maakt maar een afspraak,’ ging de dokter verder. ‘En als u niet meteen mijn spreekkamer verlaat, bel ik de politie.’

De zanger zuchtte. Hij pakte zijn portemonnee en haalde zes briefjes van vijftig tevoorschijn, die hij op het bureau van de dokter wierp. Toen ze rustig op het bureau neer waren gedwarreld keek hij weer op naar de dokter, die nog steeds naast hem stond. Deze keer was het de beurt van de dokter om zijn stem te verliezen. Hij staarde met een lichte fonkeling in zijn ogen naar de briefjes op zijn bureau. Hij begon nog net niet te watertanden, de geldwolf.

‘Oké, u wint. Zegt u het maar. Of eerder: schrijft u het maar.’

Dus de zanger schreef en de dokter onderzocht. Hij deed enkele testjes, bevoelde zijn keel en keek in zijn mond. Hij tikte druk op zijn computer en na een kwartier had de dokter een oordeel.

‘Ik ben bang dat ik slecht nieuws heb. Het lijkt erop dat uw stembanden verdwenen zijn. Ja, ik zie u kijken, maar ik snap er ook niets van. Het is net alsof ze in het niets zijn opgelost. Ik zal u doorsturen naar het ziekenhuis voor verder onderzoek, maar één ding weet ik zeker: u zult nooit meer kunnen praten. Of zingen.’

‘Maar dokter, jij bent gek. Mijn stembanden? Verdwenen? Een geest heeft ze eruit gerukt, zeker? Dat kan toch niet, dokter? Je hebt het helemaal bij het verkeerde eind. Ze hadden jou nooit een diploma moeten geven, kwakzalver. Ja, een veterstrikdiploma misschien. Maar een dokter ben je niet, als je dit soort dingen roept. Hippocrates draait zich om in zijn graf. Ze zouden je moeten stenigen, voor het uitkramen van deze onzin. Een dokter, noemt dat zichzelf.’

Dit alles bleef hangen op het puntje van zijn tong. Dus liet hij zijn hoofd maar hangen, en slenterde met de fiets aan zijn hand in de regen terug naar huis.

*

Een week lang liet de zanger niets van zich horen. Hij reageerde niet op appjes, nam zijn telefoon niet op. Zijn stem was nog steeds weg en met elke dag die verging wist hij steeds zekerder dat er geen wonder zou plaatsvinden waardoor hij hem ineens weer terug zou krijgen.

Ja, een afgebrand huis, een scheiding, een verloren pink en een gestorven kind, dat was allemaal nog tot daaraan toe. Maar wat is een band met een zanger die niet zingen kan? Een televisie met een kapot scherm, een boek zonder letters, een schip zonder zeilen. Het concert was zo natuurlijk ook compleet nutteloos. Dat moest maar worden uitgesteld. Nee: afgelast. Die stem kwam toch niet meer terug. In zijn hoofd liep hij al rond in een klooster.

Uiteindelijk besloot hij dat het beter was om zo snel mogelijk tegen de band te vertellen dat de boel niet door zou gaan. Toen hij bij de eerstvolgende repetities de zaal binnenkwam gebaarde hij dat de drummer, de gitarist en de pianist hem moesten volgen naar een apart kamertje. De zanger had van tevoren iets uitgetypt in een applicatie. Hij drukte op play, hield zijn telefoon in de lucht en een blikkerige robotstem begon hakkelig te praten.

‘Vraag me niet hoe, maar vorige week zijn mijn stembanden verdwenen. Ik ga nooit meer kunnen zingen. Of praten. Het concert moet dus worden afgelast. Tenzij jullie iemand anders vinden. Wat mij betreft blijft de band bestaan, maar ik zal er geen onderdeel meer van zijn. Het was me een genoegen.’

Terwijl de robotstem dit alles zei, keek de zanger constant naar de grond. Nu hij hier stond, nu hij de woorden daadwerkelijk hoorde, moest hij zijn best doen om zijn tranen binnen te houden.

Het bleef een lange tijd stil. Het lukte de zanger niet om de bandleden aan te kijken, dus hield hij zijn blik naar beneden gericht totdat de drummer uiteindelijk sprak.

‘Het eerste concert is over twee weken,’ zei hij.

De zanger haalde zijn schouders op.

‘We kunnen het toch niet zomaar afblazen?’ zei de pianist ‘Al die tijd die erin is gaan zitten? Al die fans?’

De zanger typte wat in zijn telefoon: ‘Het heeft toch geen zin.’

Nog altijd durfde hij ze niet aan te kijken.

‘Jij bent niet goed bij je hoofd, jij,’ hoorde hij de gitarist zeggen. ‘Dat jij denkt dat je dit zomaar kunt flikken. Dat je hem daar uit z’n hotelkamer trekt omdat jij zo nodig nieuwe teksten moest schrijven. Dat je mij uit m’n scheiding haalt omdat de zanger per se wat wilde rommelen in de studio. Dat je deze hier met een pink te weinig in z’n pyjama over de drempel trekt omdat jij zo nodig een nieuw album op moest nemen. Dat je iemand uit haar rouwproces sleurt omdat meneertje graag op tournee wil. Een depressieve fan rekent op je en dan wil jij, uitgerekend jij alles twee weken van tevoren laten schieten? Jij denkt dat je er zo makkelijk vanaf komt? Dan ben je stommer dan ik dacht.’

De zanger was stil. Na een minuut typte hij weer iets. ‘Maar ik kan niet zingen. Wat ga ik dan doen?’

‘Boeit me geen reet,’ zei de gitarist. ‘Al koop je een eenwieler en ga je daar kunstjes op doen. Je zorgt maar dat je er staat. Dat ben je ons schuldig. Anders was alles voor niets.’

‘Sorry,’ klonk de robotstem. ‘Ik kan het niet.’

Hij hoorde voetstappen dichterbij komen en niet veel later voelde hij een harde pets in zijn gezicht.

Toen pas keek hij voor het eerst op. De gitarist keek niet boos. Toch zat er iets ijzigs in zijn blik, waardoor de zanger zich enorm klein voelde. De gitarist keek op hem neer, met een opgetrokken neus, alsof de zanger een stuk vuil was waar ze maar snel vanaf moesten. Zonder verder nog iets te zeggen draaide de zanger zich om, verliet het gebouw en droop hij af naar huis.

*

Het was diep in de nacht, toen de maan alweer aan zijn terugweg begonnen was en de zanger het gevoel had dat hij de enige was op de hele planeet die nog wakker was, dat hij een bericht stuurde in de groepsapp van de band der gebroken zielen.

‘Oké,’ stond er geschreven. ‘Het gaat door.’