Vijf metaforen uit de wereldliteratuur

15

Het omgekeerde van blindheid

Roelof ten Napel

Van de Oudgriekse dichter Stesichoros hebben we geen enkel intact gedicht. Er zijn wat papyri met losse regels en fragmenten, en sommige zinnen kennen we omdat iemand anders ze citeerde. Zijn werk bracht Sappho en Homerus samen: hij schreef epische gedichten in lyrische metra. Verhalende liedjes. Eén ervan was een lang gedicht over Geryon, een rood gevleugeld monster dat uiteindelijk door Herakles wordt gedood.

In Autobiografie van Rood herschrijft de Canadese dichteres Anne Carson dat verhaal. Geryon blijft rood en gevleugeld, maar wordt ook een tienerjongen die zijn jeugd moet zien te overleven. Ook Herakles duikt op, niet om hem te doden, maar om zijn hart te breken. In de eerste helft van het boek maken ze samen een roadtrip naar de onderwereld, waar Herakles’ oma woont; in de tweede reist Geryon naar Argentinië, waar hij foto’s maakt.

Een interviewer vroeg Carson waarom ze het verhaal herschreven had tot liefdesgeschiedenis. Wat was het aan de oorspronkelijke mythe dat haar daartoe had aangezet?

‘Helemaal niets. In de mythe gaat Herakles naar Geryon toe, doodt hij hem, en is het verhaal voorbij. Maar in andere klassieke bronnen, zoals de Ilias, zit wel een bepaald gehalte aan homo-erotische zachtheid, en het interesseerde me hoe dat zou werken in een verhaal. Daarnaast wilde ik Geryon iets leuks geven in zijn leven.’

Een van de mooiste passages uit het boek is het moment dat Geryon en Herakles elkaar ontmoeten. Geryon loopt over een busstation waar Herakles uitstapt, ‘en daar was het, zo’n ogenblik / dat het omgekeerde is van blindheid.’ Herakles blijft stilstaan in de deuropening van zijn bus, de mensen achter hem moeten wachten. Hij heeft een koffer in zijn ene hand, steekt met de andere zijn shirt in zijn broek.

Geryon vraagt hem of hij kleingeld heeft, om tegen een briefje te wisselen. ‘Nee, maar je mag best een kwartje hebben.’ Een paar uur later zijn Geryons handen koud, en steekt Herakles ze onder zijn shirt.

They recognized each other like italics, schrijft Carson in het begin. ‘Ze herkenden elkaar als cursiveringen.’

Welke aantrekkingskracht stelde ze zich daarbij voor? Wederzijdse vreemdheid, zegt ze in het interview. Iedereen staat rechtop, maar deze twee zien elkaar, en staan allebei scheef. Een behendige metafoor. Hij kan worden gedacht in de richting van seksualiteit – de parapluterm queer is afkomstig van een woordstam die doorklinkt in het Nederlandse dwars. Gecursiveerde tekst is, in een wat letterlijke zin, queergedrukt. Vanuit die invalshoek kun je de vergelijking begrijpen als een moment waarop je doorhebt dat ook de ander ‘afwijkt’, misschien.

Als je daar eenmaal bent, kun je de metafoor weer omkeren. Je kunt je afvragen wat zo’n beschrijving over cursiveren zegt. Wat betekent het bijvoorbeeld dat we buitenlandse woorden schuindrukken? Ook dát markeert een bepaalde afwijking, het onder voorwaarde binnenlaten van een ander soort woord. En wanneer je stopt een woord te cursiveren, is het blijkbaar normaal geworden, Nederlands. Een kwestie van gevoel, van gewenning misschien.

Niet alleen een leenwoord zet je schuin, cursiveren is ook een manier om ergens nadruk op te leggen. Ze herkenden elkaar als cursiveringen, staat er. Ze zien elkaar, ze vallen voor de ander op. Die lezing maakt de beschrijving veel algemener: het gaat niet over iemand die, net als jij, afwijkt, maar iemand die jou aantrekt – in tegenstelling tot de hele wereld. Alsof er een spotlicht is aangezet.

Het mooie van een goede metafoor: je hoeft tussen lezingen niet te kiezen. In een vergelijking valt een veelheid aan betekenissen samen, een metafoor stelt je altijd de vraag of die meerdere betekenissen zoveel verschillen als je denkt. Elke vergelijking tussen het ene en het andere schept een derde element, een X die aan beide kanten van de vergelijking gaat staan.

Het kan zinvol zijn die X onder woorden te brengen.

In dit geval door het stellen van de vraag: is niet elke verliefdheid queer, in de zin van dat één ander je plotseling opvalt en aantrekt, plotseling afwijkt van de mensen rondom? Van de massa die je elke dag ziet, die aan je voorbijgaat. Een gedachte die zo’n vergelijking je geven kan.

In de tweede helft van de vorige eeuw werd het gedeelte van Stesichoros’ gedicht teruggevonden waarin hij de dood van Geryon beschrijft, ook met een metafoor. Het manuscript breekt halverwege af, in de vergelijking valt een gat. ‘Geryon liet zijn nek naar één kant hangen, als een klaproos die zijn zachte schoonheid bederft door plotseling zijn bladeren te laten vallen en […’

En wat? Een leegte.

Het is moeilijk een betere metafoor voor de dood te verzinnen, en misschien voor een gebroken hart. Een ‘en’ waar niks op volgt.