acht portretten in tussenruimte

68

brief aan thuis 

Elisa Verkoelen

heerstraat noord 34,

tegen de tijd dat ik hier ben komen wonen, lijk je uit meer te bestaan dan je fysieke vorm. de herinneringen aan je ruimtes hebben de muren van je kamers in mijn gedachten doorgetrokken tot buiten de dromen, tot buiten de huizen en de dorpen waar ik woonde.

ik heb me altijd afgevraagd hoe alles verder is gegaan toen we uit elkaar gingen, welke dingen je van mij miste, of juist niet. was je boos toen we steeds minder vaak terugkwamen? mijn post niet meer door jouw brievenbus aankwam? 

op de laatste dag voor de verhuizing nam ik in me op hoe de traptreden klonken, het geluid van de krakende trede heeft zich toen vlak achter mijn hart gezet. ik hoop dat je niet boos op ons bent omdat je vloeren zijn gaan verkleuren naar de meubels die niet van ons waren, probeer het te zien als andere tijden die in je zijn vastgelegd. 

wist je dat je inmiddels een eigen contact hebt in mijn telefoon? gezien de wisselende bewoners, heb ik je telefoonnummer naar jou genoemd. inmiddels weet ik ook niet meer over welke plek ik het heb als ik over thuis schrijf. ik besloot je dus te noemen naar jezelf, zodat jouw huisnummer op mijn scherm verschijnt wanneer er iemand vanuit jouw muren belt. voor mij ben je uit meer dan bewoners gaan bestaan, waardoor er iets van jou in hun woorden klinkt.

specifieke herinneringen lopen over in toevallige ontmoetingen, ik leer dat thuis kan bestaan in verleden en heden, in videobanden van mijn oma die opgenomen werden voor ik werd geboren. in huisdieren en in lievelingssoep, in kennismakingen met lichte dieren, in het handschrift van mijn moeder dat ik in het mijne herken. mensen om me heen doen me steeds vaker aan plekken denken, hebben iets weg van hun vaste grond, voelen vertrouwd genoeg om naar terug te keren. en andersom hebben plekken die me dierbaar zijn ook vaak menselijke trekken gekregen; een stemgeluid, een oogopslag, een manier van verdriet dragen. 

je lijkt herinneringen in je te houden, onzekerheden op anderen te projecteren, je gemoed afhankelijk van de dagen. bovendien ben je mij gaan bewonen toen je terugkwam in mijn dromen, iets dat mij tot huis maakt met jou als mijn bewoner. de herinneringen die ik met je deel lijken daardoor vaak aan zichzelf te refereren. soms schrijf ik ze op, stuur ik ze als brieven met onbeschreven enveloppen zodat ik zeker weet dat ze buiten ons kunnen bestaan.

er staat een grote boom in het midden van onze tuin, op een avond slaat de bliksem in. we kijken door de glazen schuifpui en zien hoe de boom wordt geraakt (we staan in de keuken en laten ons fotograferen door de bliksem). mijn vader lijkt even getroffen als de boom zelf. hij vertelde wel eens hoe hij de boom plantte met zijn eigen vader. (na de inslag vertelde hij dat verhaal alleen maar vaker). dat maakt het een extra triest gezicht, de lege plek in de tuin. 

de tuin is ingericht rond de boom; stenen om de stam, spotlicht op de takken. nu alleen nog die omlijning zichtbaar is, is zijn afwezigheid dieper voelbaar. die van de boom, die van mijn opa: de tuin vormt de tussenruimte die het mijn vader ooit makkelijker maakte om met de dood om te gaan.

ook ik heb manieren gevonden om met de dood om te gaan, maar voor mij liggen die nog te dichtbij het heden om te kunnen benoemen, wellicht hebben mijn kinderen ook ooit een boom nodig om uit te leggen waar de dood zich nog schuilhoudt. voor nu weet ik dat jouw lege kamers ook een tussenruimte vormen, ruimte die het mij makkelijker maakt om met het leven om te gaan.  

elisa verkoelen