Mijn lamp licht toch even fel op. Ik kan het niet onderdrukken, waardoor Here verstoord mijn kant opkijkt. 

‘Volgens mij gelooft niemand jouw verhaal, Geesje’, zegt Here. Hij gaat achter haar staan en pakt met beide handen Geesjes smalle schouders beet. Zijn blik gaat langzaam door de winkel; alsof ons zwijgen zijn gelijk bevestigt.

‘Zou het misschien toch Cees’ diepe wens zijn geweest om naar het huis van de Koper te gaan? Dat kunnen we oude Cees natuurlijk niet kwalijk nemen.’ 

Geesje maakt aanstalten om van het podium te lopen. 

‘Niet weggaan nu hoor’, zegt Here, terwijl hij haar tegen zijn borstkas drukt. 

‘Geesje Wiering, was oude Cees zijn getuigenis waarheid of slechts een verzinsel?’, vraagt Here kalm.

Geesje krimpt ineen. Ze fluistert zo zachtjes dat niemand haar kan verstaan. 

‘Geesje heeft gesproken tot mij. Als blijk van waardering voor haar eerlijkheid gaan we over tot demontage van haar lampenkap’, zegt Here opgewekt. Here laat haar los en slaat hard op de gong.

‘Echt?’, zegt Geesje opgelucht. Het geroezemoes zwelt aan. Ik weet niet wat het betekent. Ik kijk om me heen, op zoek naar aanknopingspunten. Ik zie verschillende lampen hun licht opzettelijk naar de grond richten. De normaal zo zwijgzame Wilbert van Amerongen buigt zich naar Here toe en wil iets tegen hem zeggen. Hier en daar protesteert een oudste. Was Cees hier nog maar.

‘Ruimer, kom naar voren’, gebiedt Here, terwijl hij Van Amerongen terug naar zijn plek wijst. Bedeesd voegt hij zich weer bij de etalagelampen vooraan in de winkel.

Vanuit de zijdeur komt papa binnengelopen. Misschien kan ik het aan hem vragen, bedenk ik me. Ondertussen wil ook de stokoude moeder van Geesje naar voren komen, maar ze staat al een tijdje onder constante stroomtoevoer waardoor ze geen meter vooruit komt. Ze is te zwak om haar draden los te rukken en beseft tegelijk dat ze zonder die stroom niet verder komt.

Papa geeft me een kort knikje, terwijl hij langs mij heen loopt. Bij het podium fluistert Here wat in zijn oor. De ijzeren ring waar Geesjes lampenkap op is bevestigd heeft voorgevormde steunpunten; twee op de schouders en een bredere boven haar borsten. De lampenkap zelf weegt bijna niets, maar het metaal drukt behoorlijk op haar lichaam. 

Papa pakt een tang uit zijn gereedschapsriem en draait de roestige bouten van Geesjes lampenkap los. Hij doet rustig aan; alsof hij hoopt dat Here hem nog tot een halt roept. 

Here voelt aan de lampenkap die al een beetje loskomt. 

‘Ga over tot verwijdering’, zegt Here. De bouten liggen losjes op de zes verschillende bevestigingspunten.

Het wordt helemaal stil in de winkel. De anderen doen al uit zichzelf hun lampen uit. Geesje is opvallend rustig. Papa tilt de lampenkap op waardoor de boutjes op de houten vloer vallen. Ook hij dimt nu zijn licht.

‘Kan dit wel? Moeder?’, vraagt Geesje vertwijfeld. 

‘Toe maar, Geesje, kom de waarheid onder ogen’, zegt Here. 

Het blijft donker. Geesje probeert haar licht te onderdrukken; ze heeft zich aan Here vastgeklemd.

‘Niet schijnen, meisje’, hoor ik Geesjes moeder zeggen.

Het volgende moment breekt Geesje. Haar lamp sputtert hevig. Here wordt van onderen verlicht. Zijn schaduw flitst tegen het houten schavot aan. 

‘Koper?’, roept Geesje. Ze slaat wild alle kanten op. Haar ogen zijn niet gewend aan het felle licht; het heeft haar leven lang niet vrijuit kunnen schijnen. De etalagelampen worden belicht vanuit hoeken die ik nog nooit heb gezien. 

‘Het eeuwige licht!’, schreeuwt Geesje, terwijl ze rondjes draait. Haar rok is te strak voor de grote stappen die ze wil maken; hij zwiept bij iedere stap. 

‘Oude Cees heeft het ook tegen mij gezegd’, roep ik nog, maar het gaat op in het gedruis. 

Geesje struikelt en valt van het podium af. Ze schokt hevig. 

In een flits licht ze iedereen weer op. Papa schiet op Geesje af. De metalen halo vangt een deel van de klap op. Het glas breekt, maar het peertje blijft branden. 

Geesjes licht knippert ritmisch; het lijkt een met haar hartslag geworden. Papa gebaart Here dat hij meer water nodig heeft om haar lichaam te koelen. 

Kleine Levi geniet van de heisa en kruipt tussen de mensen door die toch niet zo levenloos blijken. Joke probeert hem bij zich te houden, maar kan het niet laten om toch telkens naar Geesje te kijken, die ook haar hielp met Levi’s bevalling. 

Later, zo tegen de avond, zit papa nog steeds bij Geesje. 

‘De Koper kiest zijn dienaren zelf; zo blijkt maar weer. Laat het tot een les zijn voor ons allen’, zegt Here bedrukt, terwijl hij door de winkel loopt. Mijn kaken staan op spanning; met moeite weet ik mijn licht te onderdrukken. 

Here komt steeds dichterbij. Ik probeer mezelf onzichtbaar te maken. Hij schuift achter me langs; de vloer kraakt onder zijn voeten. Halverwege het geluid houdt hij plots stil.

‘Zo, jongen, ben je een beetje bekomen van de schrik?’, zegt Here. Hij legt zijn hand bij mijn sleutelbeen.

Jawel, Eigenaar, knik ik beschaamd. 

Here glijdt met zijn vinger over mijn nek. Eerst over een gevoelig stukje huid; het tintelt. Dan gaat zijn wijsvinger over littekenweefsel. Hij laat zijn nagel precies op mijn ader rusten; het gaat steeds sneller kloppen. 

‘Je hebt een dikke adamsappel’, zegt hij. ‘Je kunt vast goed tegen de hitte, is het niet? Ik zal het je moeder zeggen.’