Vijf essays over films met boze introverten

15

Drive

Laurens Besselsen
De reflectie van de rode achterlichten van een auto op natte golfplaten

“Plain jane boring, just like you asked for
— but, I dropped in 3000 horses on the inside.
She is gonna fly.

Er is een lijst met films ontstaan. Hij bevindt zich net over de helft van mijn notitieboek en bestaat daar geïsoleerd, omringd door verder ongerelateerde ideeën en mijmeringen. Bovenaan het lijstje staat: films met boze introverten.

Waarom?

Mijn introverte persoonlijkheid wordt doorgaans op twee manieren benaderd.

Ten eerste: stille wateren, diepe gronden.

Als collega’s tijdens een vergadering aan mij vragen: ‘Wat vind jij hier nu van?’ dan is dat omdat ze onder mijn stille wateren een briljant idee verwachten dat alleen daar had kunnen ontstaan.

In beoordelingen die ik tijdens mijn studie ontvang, omschrijven docenten mij als een fijne, rustige aanwezigheid.

Een meisje dat ik ontmoet op een festival, zegt op dag drie: ‘Laurens is de stabiele factor in mijn leven.’

Ten tweede: een gebrek aan mannelijkheid.

Klasgenoten B. en M. noemen mij meermaals per dag een janet.

Klasgenoot A. verbaast zich erover dat ik mij bezighoud met Formule 1. Ze zegt: ‘Ik dacht dat Laurens alleen wijvenhobby’s had.’ (Die obsessie met Formule 1 is er nog steeds en ik hou hem voor de meeste mensen geheim. Het is een onverwachts mannelijke eigenschap, die conflicteert met verder overwegend feminiene trekken). 

Het weinige dat ik over mijn lippen krijg — of, vroeger vaker dan nu, de onmogelijkheid iets over mijn lippen te krijgen — belooft oftewel een rijkdom die nog aan de oppervlakte moet verschijnen, of een abnormaliteit die uit niets anders bestaat dan wat aan de oppervlakte ligt.

Maar nooit heeft iemand gezegd: je bent zo stil, volgens mij ben je woest.

In Drive, geregisseerd door Nicolas Winding Refn, speelt Ryan Gosling een naamloze stuntman — laten we hem voor het gemak Driver noemen —  in Hollywood, die bijklust als getaway driver.

Driver — een stoere, kundige coureur die tegelijk zacht, schuw en zorgzaam is — ontwikkelt een band met zijn buurvrouw Irene (Carey Mulligan) en haar zoon Benicio. Irene’s echtgenoot, Standard (Oscar Isaac), bevindt zich op dat moment in de gevangenis. Driver helpt Irene in het huishouden en vermaakt Benicio wanneer het voor Irene te veel is.

Wanneer Standard uit de gevangenis komt, blijkt dat hij daar een schuld heeft opgebouwd bij een criminele bende. Omdat het hem niet lukt die schuld af te betalen en zijn schuldeisers dreigen Irene en Benicio iets aan te doen, biedt Driver zijn diensten als vluchtautochauffeur aan om Standards schuld af te lossen.

De overval die ze vervolgens samen voor de schuldeisers moeten plegen gaat mis: Standard wordt neergeschoten en nu lopen niet alleen Irene en Benicio gevaar, maar ook Driver zelf.

Wat volgt is een afgrijselijke scène die me in het bijzonder bijstaat. Driver en Irene staan in de lift van hun appartementencomplex samen met een voor hun onbekende man. Driver merkt op dat hij een wapen in zijn borstzak heeft en vertrouwt het niet. Na Irene impulsief een kus te geven, het zou zijn laatste kans kunnen zijn, kaatst hij de aanval terug die de onbekende man op hem opent.

Het geweld dat Driver daarbij gebruikt is buitenproportioneel en het contrast met de zachtheid waarmee hij Irene net daarvoor kust kan niet groter zijn. Wanneer zijn tegenstander al lang en breed bewusteloos op de vloer van de lift ligt, het zilverwitte bomberjack van Driver rijkelijk besmeurd met zijn bloed, trapt Driver nog vele malen na, en elke trap is harder dan de vorige. Een woede neemt bezit van hem die er met elke trap angstaanjagender uitziet, je hoort tand na tand, bot na bot breken. Irene deinst geschokt achteruit terwijl Driver een laatste keer zijn laars uitsmeert over het onherkenbare, dode gelaat van zijn tegenstander. Daarna draait hij zich naar haar om, en op zijn trillende gezicht heeft woede plaatsgemaakt voor iets anders.

Wat anders?

Schaamte, verdriet, verraad.

Hoezo verraad?

Alsof hij iets in zichzelf heeft laten zien wat er niet had mogen zijn. 

Het was anders geweest als hij koelbloedig de man in de lift onschadelijk had gemaakt. Dat was verklaarbaar geweest, akelig maar niet verontrustend.

Het kan dat hij alleen begaan is met de onschuldige Irene en Benicio wiens veiligheid op het spel staat. Dan is de schaamte slechts voor het gebrek aan beheersing waar hij zich de rest van de film meester in toonde. Maar ik heb het idee dat er hem een veel basalere woede ontvallen is, die niet draait om de veiligheid van Irene en Benicio, maar om zijn eigen bestaansrecht.

Irene deinst geschokt achteruit. En ik?

Ik span op, ik moet huilen, en ik ben geschokt, zeker, maar niet door het geweld zelf. Waar ik van schrik is de vertedering die ik voel voor Driver, die van het ene op het andere moment een bloeddorstig monster geworden is; waar ik van schrik is het gevoel van herkenning, mijn eigen woede die ik in de zijne terugzie. Soms als ik over straat loop wil ik de eerste de beste die ik tegenkom doodslaan op de stoep.

We draaien ons sámen om naar Irene, beschaamd en verdrietig omdat we iets in onszelf verraden hebben wat we nu niet meer kunnen ontkennen.

Ik moet aan schaamte, verdriet en verraad nog iets anders toevoegen: opluchting. Die opluchting is alleen van mij, als kijker — op het gezicht van Driver kan ik haar niet vinden.

Opluchting, waarover?

Over een tegenstelling die mij voor het eerst voorkomt als een twee-eenheid.