Twaalf verhalen over een huis, twee (bijna-)dertigers en vier seizoenen

1012

Herfst 2

Anouk Bosch

Louise zit in een krap hoekje van de metro, omringd door een groep vettig ogende pubers die de jongvolwassen melange van deodorant, knoflooksaus en energydrink verspreiden. Ze happen van broodjes döner en kijken naar filmpjes op hun telefoon waar ze zelf hard doorheen schreeuwen. Louise bekijkt haar reflectie in de donkere ramen van de metro. Catwoman is ze, een strak zwart pak spant glimmend om haar lijf, op haar hoofd draagt ze twee pluizige kattenoren. Naast haar neus heeft ze met een eyeliner snorharen getekend, haar ogen zijn verleidelijk en donker opgemaakt. Over het pak draagt ze losjes haar lange trenchcoat en een lamswollen sjaal. Het feestje was een desillusie geweest: de Halloween-housewarming was voor zeker negentig procent housewarming. Het Halloween-element zat in een paar karige griezel-snacks en een setje spinnenwebben aan de lamp. Ze was de enige vrijgezel in de hele woonkamer, het ongemak had ze gecompenseerd met wijn en veel luidruchtige grapjes over het vrijgezellenleven, iets dat niet per se aansloot bij de gesprekken van de rest van het gezelschap over het opstappen van Alexander Pechtold en de toekomst van D66. Het aanbod om te blijven slapen had ze haastig afgekapt: nog nooit was Louise zo blij geweest met de laatste trein als exit-excuus. Ze scrolt door haar telefoon en verplaatst e-mails naar het mapje ‘sollicitaties’, reactie van het bureau uit Utrecht, bevestiging van ontvangst uit Nijmegen, bedenkt zich dan dat ze teveel gedronken heeft om serieuze zaken af te handelen. Ze stapt uit en loopt het laatste stukje richting huis, de rode bladeren in het lantaarnlicht ritselen, na een zonnige herfstdag is nu definitief de kou neergedaald.

                ‘Nou, het is gebeurd.’ Louise trekt de deur met een klap achter zich dicht. Emmie ligt opgekruld onder een dekentje in de hoek van de bank. In de vensterbank staan kaarsen aan, in de hoek van de kamer de schemerlamp. Op de eettafel staat een uitgeholde pompoen gevuld met kaarsen, het DIY-Halloweenprojectje van eergisteren. Emmie trekt met een vragende blik haar koptelefoon van haar oren.
                ‘Oh hoi. Wat zei je?’
                ‘Lisa en Laurens zijn nu officieel zo’n stel geworden.’
                ‘Was het niet leuk?’
                ‘Ik moest m’n schoenen uitdoen bij de voordeur.’
                ‘Dus?’
Emmie heeft de koptelefoon nog vast, alsof ze van plan was snel weer terug in haar serie te duiken. Als ze Louise’s blik ziet, klapt ze de laptop demonstratief dicht, een gebaar van solidariteit.
                ‘Heb je wel eens gezien hoe Lisa hiervoor woonde?’
Emmie denkt even na. ‘Is dat waar we ooit dat huisfeestje hadden?’
                ‘Ja, dat huisfeestje waarbij je schoenen vastplakten aan het laminaat in de keuken en waar die vliegenstrip helemaal zwart zag van de fruitvliegjes. En Lisa had haar slaapkamerdeur dicht, maar ik weet honderd procent zeker dat het daarachter één grote tyfusbende was.’
Emmie grinnikt. ‘Oké, ja. Ik weet nog wel dat ik dacht: bij ons gaat dat huishouden zo slecht nog niet.’
                ‘Precies ja.’
                ‘En nu moesten je schoenen uit in de hal.’
Louise ploft neer naast Emmie.
                ‘Maar waarom is dat zo erg? Buiten het feit dat je catwoman-outfit wel echt om die hakken schreeuwt.’
Louise zucht, staat weer op en loopt naar de keuken. Ze trekt ongeduldig wat kastjes open en vindt een zak Maltezers. Uit de koelkast pakt ze een fles wijn, schenkt een glas vol voor zichzelf. Ze denkt aan het vragencanon tijdens de housewarming. Woont ze nog steeds samen met Emmie? Hoe voelt dat, op deze leeftijd? Is ze niet boos dat Emmie naar het buitenland wilt verhuizen? En lukt het al met het vinden van een nieuwe baan, een nieuwe partner, een nieuwe huisgenoot? Het medelijden droop van de gezichten, en Louise had niet de energie het allemaal op te dweilen. Toen Victor en Inge meedeelden dat er een klein wondertje onderweg was, had ze extra hard gejuicht om wat frustratie en jaloezie uit haar lijf te kunnen laten ontsnappen. Zo uitbundig hard, dat ook dit haar weer vragende blikken op leverde. Louise loopt terug naar de bank en laat opnieuw zich neervallen. Met een driftig gebaar scheurt ze de zak open en begint te eten zonder Emmie iets aan te bieden. Met een mond vol begint ze opnieuw te ratelen: ‘Lisa vond ineens een Laurens. En toen vonden ze samen ineens een koophuis waar de grond schoon is en nu loopt iedereen blijkbaar bij elkaar op sokken en praat over hypotheken en baby’s, zelfs op een fucking Halloweenfeestje.’
                ‘Ah. De horror,’ knikt Emmie meelevend.
                ‘Ik was als enige echt verkleed. Erger nog: ik was als enige sletterig verkleed. Sinds wanneer doen we dat niet meer? Nog een memo die ik blijkbaar heb gemist.’ Er zit een soort ruis in Louise’s borst. Een onstuimig geritsel, het jeukt en het prikt. Ze neemt een grote slok wijn. Emmie kruipt over de bank heen richting Louise en trekt het deken achter zich aan. Ze legt het over Louises benen.
                ‘Ik ga zo thee zetten, wil je ook een kopje?’ 
Louise heft haar glas wijn op. ‘Ik ben voorzien, dankje.’ Emmie kijkt even met een suggestieve blik van haar gezicht naar het glas, maar ze zegt niks. Dan trekt ze langzaam het zakje Maltezers los uit Louises vingers. ‘Niet zo gierig met die Maltezers, poes.’
Louise maakt een klauwachtige beweging en blaast, een poging haar irritatie in een grapje te uiten. ‘Gun mij m’n kleine pleziertjes.’
Emmie lacht. ‘Niet zo piepen, jij. Je hebt mij, toch? Dat is al een heel groot pleziertje. Stel je voor dat je met een duffe vent als Laurens samen zou moeten wonen.’
Typisch Emmie om precies dat zo uit te vergroten. Ze kent Laurens helemaal niet. En hoezo ‘je hebt mij, toch?’ Alsof dat nog zo’n vanzelfsprekend gegeven is. De irritatie proeft zuur, vreet zich omhoog naar Louise’s keel, maar Emmie kletst onnozel door.
                ‘Stel je voor: elke avond met hem gekookte aardappels eten. En eindeloos seksen in missionaris. Wedden dat hij heeft bedacht dat de vloer zo schoon moet? Misschien verwacht hij wel dat Lisa elke dag dweilt. Zo’n type lijkt het me wel.’
Louise weet niet wat ze van Emmie wil horen. Maar niet dit. Niet haar zoveelste oordeel over burgerlijke heterostellen. Het is niet de troost die ze zoekt, ook al weet ze niet goed wat ze dan wel wil vinden. Emmie kijkt haar aan met de blik van iemand die instemming verwacht. Ze zegt: ‘In dit huis wordt gewoon lekker niet gedweild. En zeker niet door vrouwen. Lang leve de plakvloer.’
Louise pakt de zak Maltezers terug. ‘Misschien moeten we dat toch wel eens gaan doen.’
                ‘Zo serieus,’ zegt Emmie in een laatste plagerige poging. Dan valt het stil. Louise kauwt hard op de chocolade, haar speeksel voelt dik van het biscuit, ze slikt door en spuugt dan haast de woorden uit. ‘Was je eigenlijk ook naar Oxford gegaan als ik je vriendin was?’ Ze voelt Emmie naast zich verstarren.
                ‘Wat zeg je nou?’
                ‘Als ik je vriendín was. Je geliefde, partner, whatever. Was je dan ook weggegaan?’
‘Jezus Lou. Hoe moet ik dat nou weten?’ Emmie staat op en beent naar de keuken, Louise hoort haar de waterkoker vullen en daarna treuzelen, tijd rekken. Maar Louise is niet van plan om dit te laten rusten, het voelt goed om haar gedachten hierover eindelijk eens niet in te slikken. Ze neemt een nieuwe slok wijn en wacht tot Emmie’s tijd op is. Als ze terugkomt, haar gezicht nukkig, opent Louise opnieuw het vuur. ‘Even serieus. Stel je voor dat wij een stel waren.’
Emmie rolt met haar ogen. ‘Stel je voor.’ 
                ‘Dan was je niet gegaan. Toch?’ Het is geen vraag, Louise voelt zich ijzig, stellig, venijnig.
                ‘Sorry maar nu spreek je voor jezelf,’ zegt Emmie koeltjes terwijl ze in haar dampende mok blaast. ‘Ik weet niet hoe het zou zijn, en ik zie ook niet hoe het relevant is. Maar ik vind ik deze vraag echt heel lelijk en hypocriet.’
                ‘Hoezo nou weer hypocriet? Als jij mijn partner was zou ik je niet achterlaten.’ 
Emmie’s wangen worden rood, een teken dat ze zich opwindt. Goed zo, denkt Louise, wind jij je ook maar eens op over iets. ‘Exact,’ zegt Emmie. ‘Jij bent zelf degene die dat soort keuzes maakt, niet ik.’
                ‘Hoe bedoel je? Jij bent toch degene die weggaat.’ 
Emmie kijkt haar kwaad aan. ‘Als jij met Daan samen was gaan wonen – en dat was sowieso eerder vroeg dan laat gebeurd – en je was verder gegaan, dan had ik jou andersom nooit deze vraag gesteld. Je zou een huis kopen, kinderen krijgen, verder gaan. Alsof je dan nog naar mij om zou kijken. Alsof je je dan schuldig zou voelen. En ik zou het je niet eens kwalijk mogen nemen, omdat het de ‘normale’ weg is, en ik degene ben die afwijkt. Besef je je wel dat elke keer als jij iets vindt van hoe je leven loopt, je daarmee ook mij veroordeelt? Alles wat jij al maanden onvolwassen en treurig en leeg noemt, dat zijn dingen die mijn leven beschrijven. Maar ook ik heb verschillende levensfasen, ook al beweeg ik dan misschien niet richting huisje-boompje-beestje. Mijn nieuwe fase is geen man of vrouw of kind of huis, maar een PhD. Maar het is alsnog een grote stap, een nieuwe fase. Waarom zou jij wel vanzelfsprekend verder mogen naar iets nieuws en ik niet?’ Louise haat de controle waarmee Emmie haar tegenspreekt, de manier waarop ze altijd als de redelijke klinkt. Ze denkt maar aan één ding.            
                ‘Aha. Natuurlijk komt het weer terug op Daan.’
                ‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
                ‘Je hebt hem nooit gemogen.’
                ‘Dit was totaal niet mijn punt maar eerlijk gezegd: hij heeft mij nooit gemogen.’
                ‘Jij was altijd aan het stoken.’ Louise is plotseling woest, het is alsof elk beetje opgespaarde ergernis plotseling als een grote samengeklitte bal omhoog komt.
                ‘Ik was niet altijd aan het stoken, ik vond het gewoon fucking irritant dat hij zo’n stereotype beeld had over biseksuelen, alsof –‘
                ‘Ja, ja, “een biseksueel onder zijn bed”, je bent hilarisch.’ Sneren, het scherpe, dat voelt goed. Emmie verliest eindelijk haar geduld, de harde schil is doorboord. ‘Godsamme, hoe jij hem altijd verdedigde. Alsof ik een of andere nymfomaan ben, van twee walletjes eet, nooit een nacht thuis slaap, alsof ik op iedereen verliefd word alleen maar omdat het kan.’
                ‘Ja want jij doet zo je best om dat beeld te ondermijnen.’
                ‘Dus als jij heel Londen platloopt met je dates ben je empowered en als ik het doe ben ik een slet?’
                ‘Jij fladdert altijd van de één naar de ander en toen je met Jorinde eindelijk –‘
                ‘Eindelijk wat? Zie je wel? Zie je wel dat het uiteindelijk gaat over hoe het zogenaamd moet? Jorinde heeft hier niks mee te maken. Waar gaat dit nou helemaal over? Wat is je fucking punt? Kom je er na al die jaren ineens achter dat je elke keuze die ik maak veroordeel?’
                ‘Jij veroordeelt mij! Je hebt me altijd veroordeelt, om Daan, om mijn liefdesverdriet, om wat ik wil, om alles!’
                ‘Om wat je wil? Je weet zelf niet eens wat je wil, je zeikt al jaren nergens anders over. Weet je wat? Ik heb hier geen zin in. Het is maar goed dat ik wegga.’ Emmie springt op en loopt naar haar kamer. Ze gooit de deur met een klap dicht. Louise hijgt na, woedend, misselijk, maar plotseling ook intens verdrietig. Ze kijkt naar haar reflectie in het raam en ziet dat ze nog altijd haar kattenoortjes draagt.

‘Mogelijk is de romp van de Boeing 737 MAX 8 in de Javazee gevonden. De Indonesische marine geeft aan dat er een 22 meter lang voorwerp onder water ligt.’ Het is een nasale stem, droog, mededelend. Nieuwsuur staat hard, Louise hoort het vanuit haar slaapkamer. Ze ruikt koffie, maar durft niet naar buiten. Ze heeft hoofdpijn, een droge keel, en vooral: spijt. ‘Op 29 oktober, kort na vertrek vanaf de internationale luchthaven Soekarno-Hatta in Jakarta, stortte het voertuig neer in zee. Alle 181 passagiers en 8 bemanningsleden kwamen daarbij vermoedelijk om het leven. Aan boord was onder andere de Italiaanse wielrenner Andrea Manfredi.’ De stem gaat over op een item rondom voetballers, en hoe er gisteren drie ex-profs overleden zijn. Dan valt het stil. Kennelijk heeft Emmie geen interesse in dode atleten. Louise neemt de stilte als een teken en opent haar deur.
                ‘Morning.’
Emmie zit aan tafel met een boek waarvan Louise niet gelooft dat ze het echt leest. Ze verdenkt haar er zelfs van dat ze het snel heeft gepakt toen ze Louise’s slaapkamerdeur hoorde. Louise herhaalt: ’Morning.’
                ‘Oh,’ zegt Emmie overdreven verstoord. ‘Hoi.’
                ‘Het spijt me.’ Het voelt als iets heets snel en haastig uit te oven halen en op het aanrecht kwakken, het moet eruit maar ze wil zich niet verbranden. Emmie kijkt alweer naar haar boek. ‘Dat zal.’
Louise voelt boosheid terug stromen in haar lijf, de emotie waarvan ze dacht dat die zich al teruggetrokken had. ‘Ga jij geen sorry tegen mij zeggen?’
                ‘Als je dat wil.’
                ‘Dat wil ik.’
                ‘Nou, sorry dan.’ 
                ‘Oké.’ Het helpt niets. ‘Ik ook sorry.’
                ‘Oké.’
                ‘Zullen we zo een rondje lopen?’
                ‘Ik moet aan mijn scriptie.’
                ‘Ah, ja. Ik moet ook aan mijn sollicitaties eigenlijk. Heb weer veel leuke dingen gezien.’
                ‘Succes.’
                ‘Dankje. Jij ook.’