Het is winderig, grauw en kil, maar Emmie en Louise lopen toch over de Zweedse kerstmarkt. Lampjes wiegen onrustig heen en weer, de kramen zijn gevuld met schapenvellen, houten kerstversiering en rendieren van alle maten en materialen. Emmie nipt van haar hete glögg, de Zweedse glühwijn waar tot haar teleurstelling geen alcohol in zit.
‘Volgens Zweeds gebruik! In Zweden wordt er geen alcohol verkocht op de kerstmarkt.’ De verkoopster zei het trots, was duidelijk zelfingenomen door de mate van Zweedse authenticiteit die ze meebracht naar dit Nederlandse plein, en ze hadden helaas al afgerekend. Nu loert Emmie naar de slijterij bij de uitgang van de markt, vraagt zich af of het problematisch is om zelf iets te halen en daarmee hun drankjes te verfraaien. Ze kan het opkikkertje wel gebruiken. Het begint te miezeren. Snel propt ze het laatste stukje pepparkakor dat ze bij de wijn kreeg in haar mond.
‘Misschien hadden we toch beter pepernoten kunnen bakken,’ zucht Louise, terwijl ze met een opgetrokken neus naar de lucht kijkt. Maar Emmie is blij dat ze dat niet gedaan hebben. In de kleine keuken is maar weinig afleiding, alleen zij en Louise en de hete oven, de geuren van kaneel en kardemom. De huiselijke mal waar ze ooit zo goed samen in pasten, lijkt gekrompen. Het is beter om buiten te zijn, om uiteen te kunnen waaieren. Dit uitje voelt als de zoveelste hardnekkige poging om te doen alsof het gesprek met Halloween geen impact heeft gehad. Alsof alles kan blijven zoals het is zolang ze gewoon verder gaan en vasthouden aan hun gewoontes. Ze bezoeken ieder jaar een kerstmarkt, ze bakken ieder jaar pepernoten. Maar wat betekenen die dingen nog nu er zulke hoge woorden gevallen zijn? Over de ruzie zelf hebben ze het niet meer gehad. Het voelt als een gebroken vaas waarvan ze angstvallig de scherven tegen elkaar blijven drukken, alsof het porselein dan vanzelf weer heel wordt. Dat werkt niet zo, weet Emmie, maar ze heeft geen idee hoe het dan wel te repareren, en steeds als ze daarover nadenkt raakt ze er bozig van overtuigd dat zij ook niet degene is die dat uit moet zoeken. Het is Louise die ineens de aanval opende, Louise die met de lijm moet komen.
‘Pepernoten kan een andere keer nog.’ zegt Emmie, al hoort ze het gebrek aan overtuiging in haar stem. Ze positioneert zichzelf onder een luifel, waar ze net doet alsof ze geïnteresseerd is in een uitzonderlijk enge kerstkabouter om uit de wind en de regen te staan.
‘Vind je die leuk?’ vraagt Louise verbaasd als ze naast haar opduikt.
‘Alsjeblieft zeg,’ mompelt Emmie, terwijl ze vanuit haar ooghoeken naar de verkoopster kijkt. HYGGE staat er op haar trui. ‘Is dat niet juist Deens?’
Louise haalt haar schouders op. ‘Deze hele kerstmarkt ademt Scandi-fusion.’ Met een volgende windvlaag duwen ze zichzelf nog wat dieper de kraam in, onderwerpen de kabouters die onder de heater staan aan intensief onderzoek.
‘Die zijn helemaal handgemaakt,’ zegt de hygge-trui blij.
‘Erg fraai,’ liegt Emmie. Ze kijkt verontrust naar Louise die één van de griezels opgetild heeft.
‘Louise, ik sta hier alleen voor de verwarming,’ sist ze tussen haar tanden.
‘Het is niet voor ons.’ Emmie voelt de steek in haar borst, maar zegt niks. Louise praat gewoon verder. ‘Ik heb mijn schoonzus getrokken met Sinterklaas, en zij houdt erg van dit soort ongein.’ Louise kijkt met samengeknepen ogen naar de dikke, vilten neus van de kabouter. ’Hoewel, dit is op het randje, zelfs voor haar.’
Emmie kijkt weg. ‘Ohja, Sinterklaas. Ik vergeet soms dat jullie dat nog vieren. Familietraditie en al.’
‘De enige traditie is dat we Sinterklaas gebruiken om een jaar lang aan opgehoopte oordelen aan elkaar te dichten.’
‘Ohja, dat verhaal van toen je bleef zitten in 3VWO. Zullen we trouwens maar een andere kraam met een heater zoeken?’
Ze staan al een tijdje bij een kraam met potten honing en jam als Emmie haar horloge checkt. Er zijn sinds de laatste keer dat ze keek pas vijf minuten voorbij. Ergens tussen de miezer en het ongemak heeft de dag besloten zich eeuwig uit te rekken, als een lap deeg die steeds dunner wordt maar niet wil scheuren. Louise staat naast een grote pyramide van truttige jampotjes en heeft duidelijk besloten dat ze het gezellig wil hebben. Ze keuvelt, zingt in het Engels mee met de Zweedse kerstliedjes die ze denkt te herkennen, en maakt contact met iedereen die haar een half oog waardig gunt. Nu is de jamverkoopster het slachtoffer.
‘Alles ziet er heerlijk uit.’
‘Dank u wel, mevrouw.’
‘Nee, u bedankt. Is dit nou allemaal zelf gemaakt?’ De verkoopster steekt van wal met een lang verhaal over bramen die bij de kust groeien en daardoor een unieke smaak krijgen. Louise reageert op deze informatie alsof iemand haar vertelt dat ze de loterij heeft gewonnen. Emmie haat het als Louise zo overdreven hartelijk doet. Het is een toneelstukje waar ze bedreven in is, de schone schijn die ze met de paplepel ingegoten heeft gekregen. Alles viel op z’n plek toen Emmie Louise’s ouders voor het eerst ontmoette. Keurig, strak, twee marmeren glimlachende gezichten. Louise’s moeder had de uitstraling van een stepford wife, haar vader deed Emmie denken aan een ongelukkige combinatie van Don Draper en Jan-Peter Balkenende. Nu Emmie Louise in gesprek ziet met de jamverkoopster voelt ze zich ineens erg moe. Moe van haar eigen ergernis, en plaatsvervangend moe voor iedereen op de kerstmarkt die zo hard probeert er iets gezelligs van te maken ondanks de kou, de regen, en nouja, alles.
‘Zullen we jam meenemen, Em?’
‘Ja, kan.’
‘Dan kunnen we behalve pepernoten ook thumbprint cookies bakken.’ Louise heeft de bakambities kennelijk nog niet losgelaten.
De jamverkoper mengt zich in het gesprek. ‘Oh, thumbprint cookies, heerlijk. Daar is deze jam erg geschikt voor.’
‘Hoor je dat Em?’
‘Klinkt goed,’ zegt Emmie in de hoop van het hele gedoe af te zijn.
‘Twee potten?’
‘Ja hoor.’ De verkoopster steekt met joviale gebaren de jam in een papieren tasje en plakt er ter versiering een stukje gedroogde maretak aan vast.
‘Anders nog iets?’
‘Em? Jij?’
‘Nee, ik zit wel goed.’ De jamverkoopster lacht alsof Emmie iets heel leuks zegt. Dan vraagt ze plotseling: ’Zijn jullie al lang samen?’ Ze ziet Louise schrikken, een fractie van een seconde breekt er iets werkelijks door in haar gezicht. Dan keert de glimlach terug.
‘Nou, we gedragen ons soms misschien als een getrouwd stel maar we zijn gewoon vriendinnen,’ zegt Louise lieflijk.
‘Oh, sorry, ik dacht –‘
‘Jij dacht: twee potjes voor twee potjes.’ Emmie kan het niet laten. De vrouw bloost hevig, Louise kijkt Emmie kort verontwaardigd aan. Emmie grijnst, voor het eerst vandaag.
Ze staan al even bij de volgende kraam (houten ornamenten) en Louise heeft Emmie nog niet aangesproken op haar grap. Het is onkarakteristiek, en Emmie weet nu heel zeker dat Louise te hard haar best doet. Als alles normaal was geweest, als ze inderdaad gewoon door zouden gaan als voorheen, dan had Louise haar nu een veeg uit de pan gegeven omdat ze die arme vrouw zo te kakken had gezet. En daarna hadden ze er samen om gelachen. Dat was hun dynamiek, dat was de balans. Emmie die in haar brutaliteit soms net te ver ging en door Louise terug naar het redelijke werd getrokken, Louise die juist bij Emmie toe kon geven aan haar rafelrandjes en duistere gevoel voor humor. Nu loopt Louise bij haar nog meer op eieren dan ze bij de rest van de wereld doet.
‘Ik ga even een wc opzoeken. Mag ik de spullen bij jou laten?’
‘Sure.’ Louise geeft Emmie de papieren tasjes vol kerstfrutsels en loopt richting een enorm lichtgevend rendier die voor de toilethokken staat. Terwijl Emmie op Louise wacht, bekijkt ze haar telefoon. Met een schokje in haar maag ziet ze drie gemiste oproepen van haar begeleidster Hannah. Wat nu? Terugbellen? Eerst haar e-mail checken? Terugbellen.
Hannah neemt gelijk op. ‘Heb je het al gelezen?’ Ze kan niet inschatten hoe Hannah klinkt. Hoog in de emotie, dat wel, maar welke emotie?
‘Nog niet, ik heb jou eerst teruggebeld.’
‘Ik ben furieus.’
‘Dat klinkt niet goed.’ zegt Emmie in haar beste poging kalm over te komen.
‘Het is je reinste vriendjespolitiek. Wat is de academie toch een smerige wereld.’
‘Ik heb het nog niet gelezen.’
‘Ik dacht echt dat je binnen was. Emmie, het spijt me zo erg.’
‘Ik ben het niet geworden?’
‘Ze zijn toch gegaan voor de andere kandidaat.’
‘Die vent van Cambridge?’
‘Ik mag dit eigenlijk allemaal niet zeggen maar het is – ja, ik heb er geen andere woorden voor. Gehaaid, ja. Vriendjespolitiek. Nepotisme, noem het hoe je wilt. We weten toch precies hoe dit gegaan is. Oh, ik mag dit eigenlijk niet zeggen maar ik wéét gewoon –‘ Emmie luistert allang niet meer naar Hannah’s relaas. Met klamme handen controleert ze haar inbox. Een mail van de administratie van Oxford. We’re sorry to inform you…Ze heeft zich te vroeg rijk gerekend. Hoe heeft ze zo stom kunnen zijn? Het hele proces had haar zo neurotisch enthousiast gemaakt, en Hannah was zo overtuigd van haar kunnen, alles leek zo goed te gaan, dat ze er helemaal geen rekening meer mee had gehouden dat ze nog zou kunnen afvallen. Maandenlang heeft ze zichzelf kennelijk voor de gek gehouden, zichzelf zien rondstappen over de Britse campus. Het is deze fantasie die het afscheid van Louise, en ook de wrange smaak rondom de ruzie en het onopgeloste ervan, enigszins dragelijk heeft gemaakt. Ja, ze zou afscheid nemen. Maar er zou ook iets voor terugkomen. Iets groots, iets waardevols, iets helemaal voor haarzelf.
‘Het spijt me echt, Emmie. Ik vind het ongelooflijk dat het zo loopt,’ klinkt Hannah’s stem door de speaker van haar telefoon.
‘Ik moet gaan,’ zegt Emmie verdoofd. Ze hangt op. Met een laatste restje verstand graait ze de papieren tasjes die ze eerder heeft laten vallen van de grond en sjokt naar een lege arrenslee om in neer te ploffen.
‘Daar ben je.’ Louise komt aangelopen met twee karamelappels. Ze schuift naast Emmie op het bankje. ‘Volgens mij is deze slee bedoeld om mee op de foto te gaan. Wil je op de foto?’
Emmie schudt van nee. Ze is kotsmisselijk, zit voorovergebogen.
‘Heb je buikpijn?’ vraagt Louise. Ze voelt haar hand op haar rug, tussen haar schouderbladen. Hoe vaak heeft Emmie die handen al gevoeld? Hoe vaak hebben Louise’s handen haar de afgelopen jaren getroost en verzorgd? Ineens daalt er een klein lichtpuntje neer in Emmie. Als ze niet gaat, dan komt het tussen haar en Louise misschien toch nog goed. Met trillende handen neemt ze de karamelappel van Louise over. Louise glimlacht moederlijk naar haar.
‘Em, ik weet dat het de laatste paar weken niet zo chill tussen ons was. Maar ik heb een nieuwtje, en ik denk dat het onze situatie makkelijker gaat maken.’
‘Wat dan?’ Emmie’s mond is te droog om van de plakkerige appel te willen happen, de karamel druipt langzaam over haar vingers.
‘Ik wilde het pas vertellen als ik het zeker wist, maar ik heb volgende week een arbeidsvoorwaardengesprek voor een baan in Nijmegen. Studentcounceling aan de Universiteit. De baan die ik eigenlijk hier in de buurt graag wilde hebben, maar niet gelukt is. Dus ik hoef niet te zoeken naar een nieuwe huisgenoot. Ik krijg zelf ook een frisse start, net als jij.’
‘Wow.’
‘Ja. Ineens echt een end of een era, hè?’ Louise glimlacht nog steeds, en ineens realiseert Emmie zich dat deze lach misschien niet gespeeld is. Een hete sensatie welt op van achter haar borstbeen, door haar keel en neus, in haar ogen, de warmte rolt plotseling over haar wangen, trekt koude sporen over haar huid. Haar lijf begint te schokken, ze kan het niet tegenhouden. Voor de slee staan een aantal mensen die graag op de foto willen.
‘Hoe lang duurt dit nog?’ vraagt een man bozig.
‘Zie je niet dat wij even met iets belangrijks bezig zijn?’ roept Louise fel terwijl ze haar arm om Emmie heen slaat. Emmie duwt haar gezicht tegen Louise’s schouder.
‘Dat gejank doen jullie maar ergens anders.’ Louise helpt Emmie overeind en graait de tasjes bij elkaar. Als ze samen uit de slee stappen, passeren ze de man die gretig hun plek inneemt.
‘Vrolijke feestdagen, hè?’ klinkt het sarcastisch. Tot Emmie’s verbazing steekt Louise haar middelvinger naar hem op. Ze wil erom lachen, en huilt daarom des te harder.