Vuurland leest

wilde dood

marwin vos
marwin vos: wilde dood

Uitgeverij: het balanseer

Dit boeken lazen we in mei 2023.

Bestel

Voor de schok die we voelen bij de dood van geliefden vindt bijna niemand woorden. Dichter marwin vos probeert het. In haar nieuwe bundel wilde dood adresseert

Wie naïef genoeg naar antwoorden zoekt op de vragen die verlies kan opbrengen, vindt bij wilde dood van marwin vos geen gelogen antwoorden, beter zelfs, je wordt een dichtershand toegereikt die (k)nijpende vragen op een nuchtere maar betrokken manier zodanig benadert dat je met witte plekken op je eigen handen overblijft. Wat dat inhoudt? Laat het de dichter zelf verduidelijken: ‘je probeert met een vriend over dood te praten om niet zo alleen te zijn’. In hoeverre zijn de dood en rouw persoonlijke aangelegenheden zoals ons dat bijwijlen een evidentie lijkt? In grotendeels korte prozastukken weet vos uit te lichten hoe onbegrijpbaar en wijdverspreid de dood en al diens aangelegenheden wel niet zijn, zonder daar een totale defaitistische overgave aan toe te kennen. Eerder worden de “klachten” in relatie gebracht met grotere thema’s die onvermijdelijk, maar voor velen onbewust, in verband staan met enige vorm van verlies. Denk dan aan politieke, koloniale en cultuurmaatschappelijke thema’s, maar eveneens hoogstpersoonlijke: ‘worden we niet allen aangeraakt door ongeluk en de gevolgen ervan? Ik heb vragen over de infrastructuur van dit ongeluk ik heb vragen over de infrastructuur van leven na ongeluk‘. Hoezeer enig begrip over en enige grip op verlies ook uit blijven voor een individu, des te meer hoort het als een wij-probleem te worden gezien. Eenieders bestaan lijkt in vos’ onderzoek enkel betekenisinvulling te krijgen juist omwille van verlies, en dat dat aanvankelijk niet getoond mag worden maar in feite wel gevoeld móét worden, is voor de dichter de uitgelezen gelegenheid om de lezer tot zelfreflectie te dwingen. Geen absolute wijsheden maar bikkelharde vraagstukken worden in de bundel onder de loep genomen. Van (zelf)moorden tot massamoorden tot simpelweg een doodvallen en hoe daarmee wordt omgegaan, in wilde dood wordt je ongefilterd door een stream of consciousness geslingerd want ‘als er niet naar wordt gevraagd moet de daad worden herhaald’.

Ik las eens hoe afscheid overgaat in gemis, dat overgaat in een nieuwe vorm van samenzijn. Dat vond ik troostend, toen. Het idee dat rouw geen vorm van pijn maar eerder een vorm van liefde is. Het heeft iets alledaags en tegelijkertijd ontregelends, de dood. Wat het ook is, het is voelbaar in wilde dood van marwin vos.

De bundel is onderscheidend in woordgebruik; de titels zijn vaak niet-bestaande woorden die ik toch lijk te begrijpen (zelfs al moet ik ze een paar keer lezen). Die manier van woorden vinden voor nieuwe en tegelijkertijd oude gebeurtenissen raakt me. Het lijkt een nieuwe taal die ik kan verstaan zonder hem eerst te leren. Alsof het volkomen gebruikelijk is: zuchtstukken. Ik denk het wel te begrijpen, maar juist die onverklaarbare vluchtigheid voelt als een referentie naar rouw. Enerzijds een vertrouwen, een diep kennen, maar anderzijds ongekende verwarring.

Vorm en inhoud zijn hierin duidelijk op elkaar afgestemd, de leegte en kracht van de cover spiegelt zich aan diens inhoud. Door de krachtige typografie lees de titel steeds weer op nieuwe manieren (wil de dood, wilde dood, wild edood); die onleesbaarheid heeft iets weg van oneindigheid en lijkt rouw te verbeelden, een vorm van herkenning die niet meteen te plaatsen is. Alle gedichten en teksten zijn geschreven en gebundeld met een enorme aandacht voor ruimte en specifieker, witruimte. De pagina’s lijken lichtdoorlatend, de teksten spreken met elkaar in vorm als ze doordrukken vanachter de andere teksten, bestaan steeds in elkaars schaduw. De titelpagina’s zijn hierin des te prettiger, maken de bundel vormvast in al zijn vaagheid, schemeren nog door tot de laatste pagina van het hoofdstuk. (Ik denk nog: dit moet munken papier zijn, voor papierliefhebbers: het is de munken print creme 90 grams.)

Tijdens het lezen valt het op hoe er van de teksten een bepaalde houvast uitgaat, een soort alledaagsheid. Ik herken het benoemen van dagelijksheden, het vasthouden aan omgevingen, dingen die mensen zeggen, gedachtes die rechtstreeks uit de wereld lijken te komen, ik herken ze uit mijn eigen rouwdagboeken. Anderzijds wordt er een groter deel van rouw en gemis aangesneden, dat terug te vinden is in mensen, in systemen en in verschillende tijden. Daarmee is de bundel zowel een verzameling van gemeenschappelijke rouw als een persoonlijk portret van gemis. Het is knap hoe dit alles wordt samengebracht in een bundel met zoveel, zowel visuele als inhoudelijke, aandacht voor leegte.

Zelden kom ik in een dichtbundel een kernboodschap tegen die zo helder en zo diffuus tegelijk is. In wilde dood schrijft marwin vos over de dood, en dan vooral wat de dood kan betekenen.

De dood is iets dat in de regel alleen in de persoonlijke sfeer mag bestaan: ‘anderen willen er geen enkele relatie mee / voordat de toestand privé is gemaakt’. Daar verzet vos zich tegen: de dood is publiek, en sterker nog, politiek. Verlies en lijden raken namelijk niet iedereen evenredig. Zolang onderzoek uitwijst dat sociaaleconomische factoren een gigantische invloed heeft op de levensverwachting (in goede gezondheid), kan dit niet genoeg onder de aandacht gebracht worden.

Bovenstaande is een goed speerpunt voor een pamflet, maar vos schreef een dichtbundel. In poëzie vindt ze, zo lijkt het, het beste medium om het thema van de dood te benaderen: ‘je zocht een vorm die de vormloosheid toont’. Ze herhaalt zinnen onsystematisch in verschillende talen, combineert allerlei bronnen (die ze op een unieke manier verantwoordt) en sprenkelt hier en daad de letters op het papier.

En soms gebeurt het hoogste, wanneer er een beeld ontstaat dat raakt: ‘zoals in bepaalde weerpatronen / zit je er middenin en tegelijk erbuiten / probeer iets te naderen wat je al omgeeft’.

Ik blijf het altijd een beetje eng vinden om over poëzie te praten. Zeker wanneer ik eerst stiekem recensies heb opgezocht en heb gezien dat Trouw en De Groene Amsterdammer allemaal diepzinnige dingen over de bundel hebben gezegd waar ik zelf nooit op zou zijn gekomen. Wanneer ik dan lees dat het gebruik van verschillende talen, het minimale gebruik van interpunctie en het associatieve taalgebruik allemaal passen bij het thema van de bundel denk ik: God, ja, nu je het zegt. Wat slim.

Als ik die recensies en interpretaties heb gelezen voel ik me altijd een beetje vies. Alsof ik online het antwoord op heb gezocht van een puzzel die ik zelf op had moeten lossen. Eigenlijk was het helemaal niet nodig om daar Trouw en De Groene bij nodig te hebben. Ook zonder die besprekingen was wilde dood al een bundel die me raakte, die me aan het denken zette, ondanks dat ik misschien niet per se doorhad waardoor dat kwam. Dat hoeft misschien ook niet. Thema’s als rouw, dood, moord en zelfmoord zijn misschien júíst zo ondoorgrondelijk dat het beter is om te voelen dan te begrijpen.

Een voornemen: voortaan laat ik poëzie maar gewoon over me heen komen. De angst om domme dingen te zeggen zal misschien blijven, maar poëzie verdient het om persoonlijk ervaren te worden. Zeker een bundel als wilde dood.

‘ongelijkheid in het leven zet zich voort in de dood’ schrijft marwin vos in wilde dood, een bundel waarin ze sterven en rouw onderzoekt. ‘en waarom zou dat niet zo zijn?’ Ze zegt hier meteen waar het op staat: in het rijk der doden is niet iedereen hetzelfde, door te sterven wordt niet alles schoongewassen. ‘niet om ieders leven wordt gerouwd.’ Gemis bestaat in duizend lagen. Een doodswens ook. Weten hoe je moet rouwen is niet voor iedereen weggelegd. En natuurlijk is iemand verliezen, het allerintiemst wat je kan overkomen, tegelijk ook direct een politieke gebeurtenis.

vos spreekt in verschillende gedaantes: die van een trouwe vriend, een rouwend lichaam, een lijdend lichaam, een afwezigheid: ‘het niet bestaande bestaat overmatig’. Hiermee vangt vos precies het paradoxale van de dood, namelijk dat iemand er meer lijkt te zijn als diegene er niet meer is. Het betovert me tijdens het lezen van de bundel meteen. Het doet me denken aan wat ik in mijn eigen ervaringen met rouw weleens de ‘lachreflex’ noem: soms is iets zo onbevattelijk, zo aanwezig-afwezig, dat me een kinderlijke giechel ontsnapt. Alsof er te véél leven is, in plaats van een ontbrekend leven.

Een vorm kunnen vinden voor de rouw: waar vos aan het begin van de bundel schrijft dat dat ‘afgunstig maakt’, laat ze aan het einde zien dat in het stilvallen juist de beweging is ontstaan: ‘waar je terecht komt wanneer je weigert op te houden met treuren en/niet doorleeft alsof er niets is gebeurd en je het wanhopige gevoel krijgt/dat haar leven er niets toe gedaan heeft en het jouwe dus ook niet/het is verrassend leeg nu in jezelf’. En toont ze, haast rustig accepterend, dat rouw en leegte samenvallen: ‘[…] je droomt niet meer er is geen verbeelding je taal is/overeenkomstig verlaten’.