Twaalf verhalen over een huis, twee (bijna-)dertigers en vier seizoenen

712

Zomer 2

Anouk Bosch

Het is heet. Emmie zit onder een grote rood geblokte parasol aan een picknicktafel. De lucht voelt zwaar, alles is vervuld van tjirpende krekels, het gezoem van een verre tractor en de geur van mest en verdroogd gras. Emmie dept met haar wijsvinger een paar laatste kruimels van een sprits van haar schoteltje en slaakt een diepe zucht. De lome warmte ligt als een zware deken over haar onrust, ze heeft bewust haar telefoon diep in haar tas laten zitten. Dat gruwelijke apparaat vol berichten waar ze niet aan wil denken. Hoeveel puntjes ze nog op de i moet zetten om af te studeren. De dwingende mails van Hannah met details over de toelatingsprocedure. En vooral het onheilspellende appje van Jorinde, die haar mededeelde dat ‘ze moeten praten’. Ben nu op vakantie, had Emmie terug geappt. Flauw, maar geen leugen. Het is maar voor een lang weekend, maar dat hoeft Jorinde niet te weten. Emmie heeft tijd nodig, dat voelt ze. Tijd en ruimte. Ze weet niet wat ze aan moet met Jorinde. Ze is het niet gewend om zo lang contact te houden, iemand in haar leven te hebben die steeds weer terug komt met geduld en gezelligheid en affectie. Ze ziet ook heus zelf wel hoe bijzonder dat is, maar iets in Emmie kan niet anders dan verkrampen. Als ze Jorinde te vaak ziet, begint haar warmte Emmie te irriteren. Het kruipt onder haar huid, het voelt heet en prikkelig en oncomfortabel als een te strakke coltrui, ze krijgt de neiging om zich heen te slaan, ruimte vrij te maken zodat ze af kan koelen. Om daar daarna steevast spijt van te krijgen. Jorinde verdient beter. Ze weet eigenlijk niet of zij dat haar kan geven. En zelfs als ze het kán geven, heeft het dan zin om dat te onderzoeken als ze inderdaad naar Oxford gaat? Maar haar loslaten lukt ook niet. Emmie schrikt op uit haar gedachten als Louise vanuit de grote ouderwetse staldeuren het terras op komt gelopen. 
                ‘Schone wc?’
                ‘De schoonste tot nu toe.’
                ‘Goals. Dan ga ik ook nog even.’ 
                ‘Kijk wat ik gekocht heb.’ Louise glundert als ze een kartonnen bakje vol glanzende dieprode kersen laat zien. ‘Die kweken ze hier. Biologisch en al.’ 
Emmie schudt haar gedachten van zich af, doet haar best breed te grijnzen. ‘Oh darling, jij voelt je helemaal country cunty, hè?
                ‘Roeping gevonden, geef mij maar op voor Boer zoekt vrouw.’
                ‘Hou deze energie vast, ik ga pissen.’ Emmie grinnikt luchtig, hobbelt dan haastig naar binnen om haar eenzame gemijmer af te ronden. Binnen is het donker en koel. De oude stal is volledig verbouwd en gerenoveerd, maar ruikt nog altijd zoetig naar stro. Op de toiletdeuren hangen pietepeuterig poppetjes, een mannetje en een vrouwtje in een gekromde houding alsof ze hun blaas nauwelijks kunnen bedwingen. Als Emmie op de wc neerzakt, spot ze een tegeltje op de binnenkant van de deur.
“Een luiaard ploegt niet in de herfst, en vraagt zich in de zomer af waarom hij niet kan oogsten. – Spreuken 20”. Ze maakt een foto en stuurt het naar Louise met de tekst Moraliserende boerenwijsheid, spontaan obstipatie. Send help!. Louise stuurt een plaatje terug van een lachende drol en een brandweerman. 

Als Emmie terug komt, staat Louise al bij de fietsen.
                ‘Heerlijke wc-updates, hoor. Dankjewel,’ zegt Louise terwijl ze haar zonnebril op haar neus positioneert.
                ‘Nooit meer schaamte sinds de Grote Racekakrace van 2016.’
                ‘You know it, sister.’
De kampeerspullen zitten vastgebonden op de bagagedragers, hun kleren en het kookgerei dragen ze op de rug. Louise’s fiets heeft een mand op het stuur, waar ze de kersen in heeft gezet. Ze smeert een klodder zonnebrand uit over haar wangen en geeft de tube door aan Emmie, die haar nek en schouders begint in te smeren. Als ze klaar zijn, halen ze hun fietsen van de standaard en lopen terug vanaf het erf.
                ‘Waar nu heen?’
                ‘De paddenstoel zegt dat Borger naar links is.’
                ‘Dan gaan we naar links.’
Na ongeveer tien seconden begint Emmie te puffen. ‘Meine Goethe wat is het heet. En ik ben vergeten de waterflesjes te vullen.’
                ‘Gelukkig had ik dat al gedaan.’
Emmie werpt een dankbare blik opzij. ‘Thanks darling. Hoe zou ik erbij zitten zonder jou?’
                ‘Verdroogd, gok ik,’ glimlacht Louise.
                ‘Verdroogd? Zeg maar gerust gefrituurd, met al die zonnebrandolie. Hmm, frituren. Daar krijg ik nou trek van, eigenlijk. Wanneer doen we de volgende pauze?’
                ‘We zijn pas een minuut aan het fietsen.’
                ‘Mea culpa. Ik vergeet steeds dat fietsen onderdeel van de vakantie is.’

Ze zwijgen tot ze een laan op rijden die aan weerszijden begroeid is met hoge bomen. De zon schittert door het bladerdak en bestrooit het fietspad met kleine vlekjes licht. Onder de bomen is het iets koeler, maar de warmte is nog altijd bedwelmend. Zwaar. Links van hen rijdt een tractor over het veld, het stof dwarrelt op uit de droge aarde.
Louise zucht. ‘Ik kan niet naar zo’n akker kijken zonder te denken aan hoe fucking droog het is, en dat het de rest van ons leven alleen maar erger gaat worden.’
                ‘Hee, we zijn volgens mij nog niet voorbij de records van 1976.’ Feitjes om de boel te relativeren. Emmie ziet zelf ook dat er op dit soort momenten geen ontkennen aan is. Het heeft al ontzettend lang niet geregend, de signalen zijn alarmerend. Heel Drenthe ligt er schraal en verschroeid bij. Het is niet alsof het haar niet interesseert. En tegelijkertijd voelt het alsof ze weinig kan doen. Ze heeft haar NOS-notificaties uitgezet om niet steeds gewezen te worden op de hitterecords, om zich niet voortdurend te voelen als een langzaam kokende kikker. Ze heeft al genoeg aan haar hoofd.
Louise kreunt. ‘Als het zo heet blijft moet ik weer fulltime vegan worden, geloof ik. Gewoon om in ieder geval het idéé te hebben dat ik mijn steentje bijdraag. De zuivelindustrie kost ontzettend veel water, wist je dat?’ Emmie zegt niks. Ja, ze wist dit, want er was een tijd dat Louise iedere seconde van de dag dit soort feitjes spuwde. Als ze heel eerlijk is, mist ze die versie van Louise niet. Vegan-Louise was moeilijk om mee samen te leven. Het perfectionisme van Louise nam groteske vormen aan, en Emmie vreesde soms dat haar vriendin een eetstoornis aan het ontwikkelen was, vakkundig verstopt onder een mantel van idealisme. Er was altijd iets wat ze niet goed genoeg deed. En ondertussen werd Louise dunner en dunner. Het stopte vreemd genoeg toen Daan in beeld kwam, die niet alleen graag bourgondisch kookte maar ook maakte dat Louise eindelijk weer wat kon ontspannen. Op veel fronten een sukkel, maar hij was in ieder geval zorgzaam. Het was één van de weinige dingen waar Emmie Daan dankbaar voor was.
                 ‘Ja, misschien moet ik dat doen. Weer vegan worden. Voor mijn eigen gemoedsrust,’ mijmert Louise naast haar, en steekt dan sputterend haar tong uit om een vliegje uit haar mond te vegen. ‘Vandaag alvast niet gelukt.’ Ze schiet met haar wijsvinger het drijfnatte insect richting de berm. Emmie lacht. ‘Wil je echt weer aan de vegan kaas? Je gaat mij niet wijsmaken dat je dat gesmolten plastic gemist hebt.‘ Ze rilt als ze denkt aan de smakeloze plakkerige tosti’s die Louise voor haar in de pan bakte.
                ‘Je moet iets over hebben voor de toekomst van de aarde.’
Emmie kan het niet laten om met haar ogen te rollen. ‘Doe mij maar een tosti koekaas, sorry not sorry.
                ‘Hummus is toch ook lekker.’
Emmie laat een extra dramatische kreun uit haar mond ontsnappen. ‘Nee alsjeblieft, niet weer de hummus-monologen. Echt waar Lou, ik kan sinds jouw vorige vegan-episode geen kikkererwt meer zien. Je hield er niet over op.’ 
                ‘En jij houdt nooit op over Judith Butler.’
                ‘Oké fair. Maar…’
                ‘Maar wat?’
                ‘Als je maar niet weer zo politieagentje gaat spelen,’ flapt Emmie eruit. Ze ziet Louise’s gezicht betrekken, maar gaat toch vlug verder. ‘Ik geef heus wel om het milieu en de natuur, maar ik wil niet bij alles wat ik eet of drink op mijn vingers getikt worden, snap je.’ 
                ‘Jij bent gewoon nogal laconiek als het om dit soort dingen gaat, je lijkt gewoon te vergeten wat je impact is, en dat is de enige reden dat ik je er heel soms op wees,’ zegt Louise met een lichte trilling in haar stem. Het klinkt alsof ze vergeten is adem te halen.
                ‘Nou, misschien ben ik wel laconiek met een reden.’
                ‘Jij hebt een reden om nonchalant om te gaan onze aarde?’ Ze kent deze toon van Louise, een kille wind vanaf een hoge toren. Maar Emmie besluit toch door te zetten.
                ‘Op een manier, ja. Ik zie veel idealistische mensen gewoon ten onder gaan aan zelfkastijding. Wat heeft het voor zin om ergens voor te staan als het vooral betekent dat je voortdurend jezelf aan het bekritiseren bent om wat je niet goed genoeg doet? Die keer dat je per ongeluk currypasta met garnalen had gekocht, en niet wist of je het moest opeten of wegdoen omdat het allebei tegen je principes was, was je toen gelukkig? Ik zag vooral een hoop stress om niks. Je moet ook een beetje kunnen leven. Ik ben gewoon blij voor je dat je dat een beetje hebt kunnen loslaten.’
                ‘Het is niet alsof ik nu geen stress heb.’
                ‘Maar in ieder geval niet meer om currypasta,’ probeert Emmie lacherig. 
                ‘Nee, maar wel om wie de fuck ik dan ben als ik dat níet doe.’
                ‘Rustig maar. Het is al warm genoeg.’ Emmie werpt een bezorgde blik op Louise’s vuurrode wangen, weet dat het niet alleen de zon is waardoor Louise oververhit is geraakt.
                ‘Ik bén rustig! Snap je niet dat dit gewoon een rottige opmerking is? Ik verlang soms echt terug naar die versie van mezelf, die persoon die zo goed leek te weten welke kant ze op wilde en wat belangrijk was en hoe ze dat moest aanpakken. Ik ben dat volledig kwijt, dat kader. En nu heb ik nul houvast en jij doet net alsof dat een verbetering is. Alsof-’
Emmie onderbreekt haar sussend: ‘Zo bedoelde ik het niet. Ik bedoel alleen dat ik ergens blij ben dat je niet meer zo streng bent voor jezelf.’ En voor mij, kan ze niet nalaten er achteraan te denken. ‘Ik zie het meer zo: wat je tot je neemt, en waar je je op focust, dat is gewoon een kwestie van kiezen. Je kunt kiezen om wel of niet naar iets te kijken. En ik denk dat het soms gezond is om even niet te kijken.’
                ‘Struisvogeltactiek, noemen ze dat.’
                ‘Wist je dat dat een mythe is? Struisvogels stoppen hun kop helemaal niet in het zand.’
                ‘Dat wist ik.’
Daarna fietsen ze een heel stuk zonder iets te zeggen.

Het is al avond tegen de tijd dat Emmie en Louise aankomen op hun plaats van bestemming. Het is een kleine boerencamping: een oude boomgaard is omgetoverd tot kampeerveld, een aantal oude drinkbassins doen dienst als pluktuintjes en er scharrelen dikke bonte kippen los over het terrein. Louise, die de hele fietsvakantie tot in de puntjes gepland heeft, had het al weken over deze plek. Nadat Emmie en Louise de tent hebben opgezet, haalt Emmie een doosje eieren bij de eigenaar van de camping. Vijf minuten later pruttelt de shakshuka op het gaspitje. Emmie schenkt twee glazen wijn in en ploft neer op het picknickkleed. Ze geeft het tweede glas aan Louise, die al met opgetrokken benen op de grond zit. Emmie ziet dat Louise met een peinzende blik naar de pan zit te staren, de eieren zijn van glibberig doorzichtig naar wit verkleurd en bubbelen vrolijk ten midden van de tomatenpassata.
                ‘Hee, boerendiva. Ching ching. Fietstocht overleefd.’ Emmie tikt het glas tegen die van Louise ten wijze van proost, de plastic glazen geven een doffe klink. Het begint donker te worden. Louise kruipt de tent in en komt terug met een deken en een zaklamp, ze heeft een trui aangetrokken. De krekels tjirpen nog altijd. Emmie heeft de shakshuka over twee plastic kommetjes verdeeld.
                ‘Lekker,’ zegt Louise.
                ‘Ja toch,’ zegt Emmie opgelucht. ‘Je proeft dat de kippetjes het hier naar hun zin hebben.’ Met de zon daalt er een diepe rust over de camping. Emmie kan nauwelijks nog zien wat ze precies eet en of haar kom al leeg is. Als ze haar lepel over de bodem hoort schrapen, zet ze haar bakje opzij en neemt een slok wijn. Louise zit al een tijd voor zich uit te staren. Dan zegt haar vriendin plotseling:
                ‘Vroeger was ik altijd bang voor het donker. Ik dacht dat ik eroverheen was gegroeid. Maar ik denk eigenlijk dat ik het nog steeds ben.’ Emmie kijkt opzij, kan het gezicht van haar vriendin nauwelijks onderscheiden.
                ‘Je bent nu bang, bedoel je?’
                ‘In zekere zin. Ik ben gewoon bang om niet te kunnen zien wat ik doe, snap je. Ik heb altijd gehoord dat ik alles kan worden wat ik wil, dat de wereld aan mijn voeten ligt. Maar zelfs als dat zo is zie ik gewoon niet waar ik loop. Ik heb een doel nodig, als een lichtje wat in de verte aan staat. Dan pas snap ik hoe ik moet lopen. Maar ik heb ook het gevoel dat ik al honderd keer van gedachten ben veranderd over waar ik dan heen moet.‘
Emmie voelt dat Louise zich naar haar toedraait, naar haar kijkt zonder iets te zien. ‘Ik zou soms wel willen dat ik meer was zoals jij, gewoon echt tweehonderd procent gaan voor iets en echt weten dat dat is wat je wilt. Zoals met Oxford.’ 
                Emmie denkt aan het appje van Jorinde. Aan de storm van gevoelens die het in haar losmaakte. Hoe ze niet wil loslaten, maar ook niet weet hoe ze beter vast moet houden. Het geeft haar een akelig, hol gevoel in haar buik. Ze ademt diep in door haar neus, ruikt het gras, de kamperfoelie, de akkers, de kippen. Jorinde. Louise. Oxford. Ze knijpt met haar vingers in het gras. Wanneer was ze voor het laatst zo laat nog buiten in de natuur? Hoe vaak gaat ze nog op deze manier wijn drinken met Louise? Is dit een fijn moment? ‘Weet je wat ik stom van mezelf vind?’
                ‘Nou?’
                ‘Ik kijk altijd uit naar de zomer. Ik wil dan altijd zo volop leven. Maar als het zover is, voel ik me vaak zo fucking melancholisch.’ Ze voelt hoe Louise op de tast haar wijnglas zoekt, vindt, tegen de hare tikt in het donker. ‘Same.’
Er klinkt een schel gekras, Emmie meent de roep van een bosuil te herkennen. De lucht kleurt lila, het is een nagenoeg perfecte avond. Emmie denkt aan wat ze die middag tegen Louise zei, hoe het soms gewoon een kwestie van kiezen is. Dit ís een perfecte avond. Dan herinnert ze zich de kersen.
                ‘Volgens mij staat er nog een toetje voor ons in jouw fietsmand.’