De zeven bekentenissen van Eva

37

Acedia (Gemakzucht)

Elisa Ros Villarte

Vergeef me Vader, want ik heb gezondigd…

Op mijn vaders verjaardag heb ik gelogen dat ik een vriend heb, genaamd Kees.

Kees heeft groene ogen, een wipneus en bruine krullen. Ik laat op verzoek een stockfoto van hem zien aan familieleden. Ze vinden dat hij een aardige uitstraling heeft. ‘Hij kan zo model zijn’, zegt tante Cor bewonderend. Ik gris mijn mobiel uit haar klamme handen. Op het vergrendelde scherm staar ik naar de handjes van mijn neefjes, die ik voor het eerst vasthield in het geboortecentrum van Heerlen. Na mijn theaterpremière in Amsterdam Sloterdijk moest ik daarvoor de toeristische route door Nederland afleggen. Een reis met de NS is niet compleet zonder een onverwachte busrit.

Nu kan ik gelukkig de auto van mijn vader lenen. De kofferbak heb ik volgepropt met spullen voor een fout feestje: van verkeersbord met ‘60’ groot erop tot een lelijke opblaaspop. Mijn moeder kon de nacht voor zijn verjaardag niet slapen, daarom heeft ze vanillewafels, appelkaneelcake en chocoladetaart gebakken. Het lijkt alsof mijn vader op kamers woont. Alleen heeft hij niet een student als vervelende huisgenoot, die niet weet hoe een vaatwasser werkt, maar een kleptomaan genaamd Janine, die haar man niet meer herkent. De gemeenschappelijke ruimte versieren we met ballonnen met confetti erin, die zweeft na elke uitademing. Kleurrijke slingers hangen we aan de gordijnroede, maar moeten eraf worden gehaald vanwege de brandveiligheid. De verwarming lijkt op lichaamstemperatuur te staan.

Na wat ongemakkelijk vals gezang blaast mijn moeder de kaarsjes uit, want mijn vader spaart zijn laatste adem liever voor sigaretten. De thee is slap, de koffie is op. De taart smaakt eerder naar gesmolten was, dan naar chocola. Een te vrolijke stem van teleshopping klinkt hard op de achtergrond. Mijn vader vraagt ondertussen de hele tijd zacht hoe het met me gaat met wat onverstaanbare Catalaanse woorden ertussendoor. Gebocheld in zijn rolstoel zoekt zijn koude hand de mijne. Zijn huisgenoot Janine loopt met zijn geruite blouse aan rond. Dat was het cadeau van vorig jaar, toen zat hij nog in de versleten fauteuil thuis.

Ik kan hem niet lang recht in zijn scheve gezicht aankijken, dus ik houd maar mijn neefjes bezig met entertainment. De blauwe verfresten op hun outfits matchen. Die verf hoorde eigenlijk van hun handjes en voetjes op de verjaardagskaart te belanden. In een paar maanden hebben mijn neefjes veel geleerd: rechtzitten, van de commode rollen en naar je haren grijpen. Het cadeaupapier gebruiken ze graag als speelgoed.

Ome Paul komt binnen en geeft me een natte zoen op mijn wang. Elke keer als ik hem zie, krijg ik een doosje bonbons met hazelnootvulling dat over datum is, terwijl ik een notenallergie heb en hij niet eens officieel mijn oom is. Na verloop van tijd is het een bijnaam geworden, familievriend klinkt meer als een man in de bosjes – al past dat beter.

Mijn oma heeft corona en zit in quarantaine in haar te grote huis met wilde tuin. Mijn tante was overdressed in haar McQueen little black dress met Louis Vuitton-tas. Mijn nichtje had haar blonde hond Brutus mee. Hij heeft een groeiachterstand wegens stress en kan niet blaffen. Volgens mij heeft hij psychologische hulp nodig, en EMDR.

Vanwege het eigen risico heb ik geen zin om iemand te betalen om alleen maar te luisteren naar al mijn zorgen. Daarom ben ik hier in dit hok bij jou beland. Al voelt het een beetje eenzijdig aan, het lucht wel op. Het is fijn om te weten dat het tussen ons tweeën blijft. Straks loop ik naar buiten en is de kans groot dat ik je niet eens zal herkennen zonder je pastorale outfit.

Tegenwoordig kan ik niet langer tegen de narigheid van anderen. Een slechte gewoonte: alles vergelijken met mijn eigen ellende – wat aan beide kanten niet eerlijk is, pijn doet pijn. Alleen heb ik niet genoeg energie om me zorgen te maken over alweer de volgende crisis. Ondertussen protesteren in Frankrijk vijftienjarigen tegen de verhoging van de pensioenleeftijd. Ik erger me slechts als het ov weer platligt vanwege landelijke stakingen; de treinen en bussen wisselen elkaar af waardoor je afhankelijk wordt van een fictieve auto. Mijn zus is dan mijn taxichauffeur, terwijl we Carpool Karaoke naspelen.

Op het verjaardagsfeest wil ik niet op de groepsfoto, dus ik bied aan om het perfecte plaatje te schieten. De verpleegster behandelt mijn vader als een kind, wanneer hij naar buiten wil om te roken. En al heeft de rolstoel iets weg van een kinderwagen, daar houdt de vergelijking dan ook weer op. Na te hete melkflesjes vanwege een verkeerd ingestelde magnetron volgt het tranenuurtje. Een verse drol van Brutus, een gillende tante Cor, die erin trapt met haar Louboutins, en twee synchroon huilende baby’s maken het feest compleet.

De tiende feestgast, mijn nicht Rachel, vraagt of ik nu eíndelijk een vriend heb. En ik antwoord zonder aarzeling ja, terwijl haar labradoodle Brutus bevroren in de hoek staat. Janine probeert zijn halsband bij haar echtgenoot om te doen. Elk liefdesverhaal heeft een happy ending, als je weet wanneer je moet stoppen met vertellen. Ik wenste dat er een robot-Kees bestond, toen ik zojuist een noveenkaars in de kapel aanstak. Eigenlijk geloof ik niet in God sinds ik weet dat mijn vader Sinterklaas was. Mag ik dat hardop zeggen in een kerk? Die kan trouwens wel een rebranding gebruiken. Dan halen jullie misschien genoeg geld op om de verwarming aan te laten.

Ik vind dat de vraag of ik de liefde heb gevonden in dezelfde categorie valt als ongevraagd huisdieren- of babyfoto’s en filmpjes laten zien: het jonkie is de 157ste foto niet schattiger dan op de 156 foto’s ervoor. De volgende keer zeg ik dat ik een rijke man van in de tachtig aan de haak heb geslagen, dan willen ze hem vast niet zo gauw uitnodigen voor een familiediner. Ken je toevallig een Kees die ik kan inhuren en kan ik iets doen ter compensatie voor het liegen?

—————————————————————————————————————–

Helaas niet, bid maar het Morgengebed.