Vuurland leest

Giovanni’s kamer

James Baldwin
James Baldwin: Giovanni's kamer

Vertaling: Eefje Bosch & Manik Sarkar

Uitgeverij: De Geus

Dit boek zijn we nu aan het lezen.

Bestel

Giovanni’s kamer is een taboedoorbrekende, diepmen­selijke klassieker over liefde en de angst voor liefde, van een van de meest visionaire schrijvers van de twintigste eeuw. In

Zinnen onderstrepen in boeken deed ik eigenlijk nooit, maar daar bracht Giovanni’s kamer van James Baldwin voor het eerst verandering in. Want wat een prachtige overpeinzingen staan er in deze roman. Neem alleen al deze zin: ‘Misschien heeft iedereen zijn eigen hof van Eden; wie zal het zeggen; maar niemand vangt er meer dan een glimp van op voordat het vlammende zwaard verschijnt.’

Giovanni’s kamer speelt zich af in het Parijs van de jaren vijftig, waar de jonge Amerikaan David voor de Italiaanse barman Giovanni valt wanneer zijn verloofde Hella op reis is. Baldwin beschrijft hun eerste ontmoeting, waar absoluut sprake is van liefde op het eerste gezicht, op een onderkoelde manier. De feiten worden niet mooier gemaakt dan ze zijn, het is vanzelfsprekend dat David en Giovanni de nacht samen zullen doorbrengen in Giovanni’s armoedige kamer.

De rauwe vertelstijl van Baldwin is precies wat dit boek in mijn ogen zo goed maakt. Er is sprake van bittere armoede, van het feit dat Hella zal terugkeren en David uiteindelijk voor haar zal kiezen, van de worsteling met zijn seksualiteit, en dan is er nog een veel grotere schaduw die over het boek heen wordt geworpen. David zelf is als personage ook niet bijzonder sympathiek, hij laat mensen in de steek, doolt maar wat rond voor hij uiteindelijk terug zal keren naar zijn rijkeluisleventje. En toch vergeef je hem alles, omdat je als lezer het gevoel krijgt dat David simpelweg niet anders kan. In die zin is James Baldwin een meester in het vastleggen van de imperfecties van de mens, en de wereld om ons heen.

‘Wauwauwauwauwauw’ is wat ik in mijn Goodreads-recensie schreef toen ik het net uit had. Ik hing er vijf sterren aan, stuurde de recensie de ether in en begon aan mijn werkdag. Nu ben ik een dag verder en heb ik eventjes de tijd gehad om na te denken wat dit boek nou precies zo wauwauwauw maakt. Het verhaal is relatief simpel: het gaat over een jongeman (David) die verblijft in Parijs en wiens vriendin een tijd in Spanje is. Hij begint een affaire met een andere man, Giovanni, van wie je al op de eerste pagina’s weet dat hij uiteindelijk onder de guillotine zal belanden.

Oké, bam. Spanning. Affaires zijn natuurlijk per definitie spannend, maar tegelijkertijd zit je als lezer het hele boek met de vraag hoe het kan dat Giovanni de doodstraf zal krijgen. Wat is er in godsnaam gebeurd? Daarnaast is David ook nog eens een interessant hoofdpersonage: hij heeft zeer duidelijke tekortkomingen en voor hemzelf is het ook niet altijd duidelijk waarom hij doet wat hij doet, ondanks al zijn zelfreflectie en gepeins. Door zijn verleden en de tijd waarin hij leeft, kan of wil hij zijn homoseksualiteit niet toegeven, wat soms een destructief monster van hem maakt.

Een ander belangrijk thema in het boek is machtsverhoudingen, ook in queerrelaties. Mannen als Jacques en Guillaume (die ik voor me zag als van die geschilderde, oude, dikke, opgemaakte Fransmannen met van die witte krulpruiken en heel veel blos op hun wangen) gebruiken hun macht en geld om te krijgen wat ze willen: seks met jonge mannen naar wie ze niets anders kunnen dan verlekkerd kijken. Uiteindelijk is dit dan ook wat Giovanni zijn leven kost.

Het is een boek van bijna zeventig jaar oud, maar het had net zo goed gisteren geschreven kunnen zijn. Ook stilistisch is het boek een genot. De veertien pagina’s tellende inleiding had van mij niet per se gehoeven, maar gelukkig hebben de kleine 200 pagina’s die daarna kwamen alles meer dan goedgemaakt.

Giovanni’s kamer is een roman als een mokerslag. We ontmoeten verteller David als de klap al is uitgedeeld. Gedurende het compacte, elegant vertelde verhaal zien we de hamer in slow motion het punt van impact naderen.

David vertelt ons de geschiedenis van hoe hij verscheurd raakte tussen zijn verloofde Hella en barman Giovanni. Zijn obsessie voor die laatstgenoemde overvalt hem. Hij voelde ooit al eens iets voor een andere man, maar niet eerder zo heftig.

Meer dan dat David twijfelt of hij voor Hella of Giovanni moet kiezen, heeft hij moeite met het erkennen van zijn homoseksuele gevoelens. Het lukt hem simpelweg niet zichzelf onder ogen te komen. De Amerikaanse David was naar Parijs gegaan om zichzelf beter te leren kennen. Terugkijkend geeft hij toe: ‘Als ik er een vermoeden had gehad dat de zelf die ik zocht gewoon de zelf was die ik al zo lang ontvluchtte, was ik thuisgebleven, denk ik nu.’

Het is alsof er een dik en troebel membraan tussen David en zijn gevoelens zit. Zijn gevoelens voor een andere man in het bijzonder, maar ook zijn gevoelens in het algemeen. David heeft zijn emotionele leefwereld hermetisch afgesloten van zijn omgeving en daarmee ook van zichzelf. Zelfs op zijn dieptepunt komt hij niet dichter bij zijn emoties: ‘Ik kon alleen maar denken: ooit zal ik hierom treuren. Ooit zal ik beginnen met huilen.’ Daarin zit voor mij de kern van Davids tragiek en de enorme menselijkheid van Baldwins roman.

Ik moet het even benoemen: her en der knapte ik af op wat misogyne onder- en soms boventonen in het verhaal. Maar verder is dit moderne klassieker van jewelste. Ik las hem voor de tweede keer, met minstens evenveel bewondering en vervoering – misschien nog wel meer dankzij de prachtige nieuwe vertaling van Eefje Bosch en Manik Sarkar. Daarin klinken Davids strubbelingen hartverscheurend helder: ‘Nu – natuurlijk nu pas – zie ik schoonheid in die dagen die destijds zo’n marteling waren.’

Giovanni’s kamer van James Baldwin heeft me diep geraakt. Baldwin beschrijft de worstelingen van David, een jonge Amerikaan die zijn seksualiteit probeert te begrijpen in het Parijs van de jaren vijftig. De stad fungeert als een dubbelzijdige spiegel: het lijkt zowel een plaats van bevrijding als een van eenzaamheid te zijn. Vooral de kamer van de Italiaanse barman Giovanni – donker, benauwend, en afgezonderd van de buitenwereld – symboliseert de beperkte ruimte waarin David zichzelf durft te zijn.

Het viel me op hoe relevant het verhaal nog steeds is, ondanks dat het boek in 1956 voor het eerst is verschenen. Ik moest denken aan het werk van Édouard Louis, dat ik begin dit jaar las. Beide schrijvers geven een rauwe blik op de worsteling van mannen met hun seksuele identiteit en de poging te voldoen aan traditionele normen. Wat Baldwin in de jaren vijftig beschreef, resoneert nog steeds. De pijn van zelfverloochening en de druk van de buitenwereld zijn tijdloos.

Dat Baldwin onderwerpen als homoseksualiteit en zelfverloochening wist aan te snijden in een tijd waarin de maatschappij daar nauwelijks ruimte voor bood, getuigt van een enorme moed.

In de jaren vijftig was homoseksualiteit nog op veel plekken verboden of maatschappelijk veroordeeld, waaronder in de Verenigde Staten. Hoewel Baldwin in Parijs woonde toen hij Giovanni’s kamer schreef, een stad die in sommige kringen iets liberaler was, waren de Verenigde Staten veel conservatiever. De roman werd in Amerika deels genegeerd door literaire kringen vanwege het onderwerp, en sommige uitgevers waren terughoudend om het werk uit te geven.

Laten we daarom vieren dat De Geus dit werk in een nieuwe vertaling wilde uitgeven. Dit werk moet gelezen worden, ook en juist nu nog!

Iedereen heeft in z’n omgeving wel fervente spoiler-haters. Al werd een serie jaren geleden afgerond, een boek ondertussen een zevental decennia geleden gepubliceerd, alsnog niets verklappen! In het andere kamp, zitten zij die je verwijten niet mee te zijn met je tijd.

Dat is nu net dit boek. Of je het vandaag onder je neus neemt, morgen of zeventig jaar geleden, je wordt al snel met je (nog eens) neus op de feiten gedrukt. Dood, iemand gaat dood. Nu, bekijk het positief. Het verklappen doorheen het verhaal geeft de lezer de volledige vrijheid om zich neer te leggen op het essentiële: een door schaamte haast opgelegde onverschilligheid die het huidige leven in feite niet erg veel doet contrasteren van een werkelijke dood.

Er heerst in het leven van het hoofdpersonage een constante onstabiliteit. Amerikaans puritanisme houdt protagonist David stellig tegen zich te ontplooien zoals het zijn lieflijk homoseksuele ziel in feite betaamd. Hij ketent zichzelf vast aan gangbare normen en kastijdt zo niet enkel zichzelf, maar ook zowat iedereen die in aanraking komt met hem.

Enkel zou ik hem niet als een dader willen zien, maar als een slachtoffer. Is het dan niet de omgeving die een bakvorm maakt waarin enkel zij passen die bakvormwaardig geboren zijn? Als je erbij denkt, dat de roman bijna niet verschenen was (het gaat hier ten slotte om de 50’s), dan mag je spreken van een wonder dat je alsnog de kans krijgt je – ondertussen waarschijnlijk brillende – ogen op Baldwins sappig geletter te laten vallen.

Opmerking wel over de vertaling: de Franstalige stukken bevatten naar mijn weten enkele fouten die, tenzij bewust toegepast, de inleving in het verhaal in de weg stonden. Een pijnlijke betreft een passage waarin een personage om ijsblokken vraagt bij met: ‘Avec beaucoup de la glace.’

Vanuit een vakantiehuis in Zuid-Frankrijk reflecteert David, een jonge Amerikaan die als een soort balling in Europa leeft, op zijn verhouding met Giovanni. Giovanni die, later op de dag, naar de guillotine gebracht wordt. Dat het boek tragisch eindigt, weet je dus al vanaf het eerste hoofdstuk.

In Parijs heeft David bij Giovanni op de kamer gewoond. Omdat David geen woonplek en geen geld had, maar ook, of vooral, omdat hij verliefd was. Dat laatste geeft hij overigens nooit in zoveel woorden aan zichzelf toe. Dat kan hij niet, en dat begrijp je ook. David leeft in een wereld die het liefst wil dat hij trouwt en kinderen krijgt en zijn vrouw slaat. Hij probeert te overleven.

De kamer van Giovanni is donker, vies en rommelig. ‘De tafel lag vol met vergeelde kranten,’ schrijft Baldwin, ‘en lege flessen en een gerimpelde bruine aardappel waarvan zelfs de uitlopers verrot waren.’ Het is er ook veels te klein voor twee personen. Giovanni doet zijn best om de kamer leefbaar te maken, probeert zelfs de oppervlakte te vergroten door bakstenen weg te kappen, maar stuit uiteindelijk, onvermijdelijk, op de buitenmuur.

Je zou ze een paleis gunnen, David en Giovanni. Je zou willen dat zich achter die buitenmuur een ander soort wereld bevond, dat de muur veilig opengebroken kon worden om eindelijk wat licht binnen te laten. Het is een hartverscheurend boek, ik kan het niet anders zeggen, maar wel prachtig geschreven. Baldwins heldere, ritmische stijl is ook in deze heel erg mooie vertaling bijna hypnotiserend, en het is ongelooflijk hoe hij in krap 200 bladzijden zo overtuigend de tegenstrijdige binnenwereld van David weet neer te zetten — met hier en daar een glimp van de tederheid en liefde waar het allemaal om te doen is.

Ik werd door Giovanni’s kamer geraakt, ook al kon ik er soms lastig mee samenvallen.

Het verhaal speelt zich af in Parijs, een stad waaraan de personages zich lijken te spiegelen. De setting is grillig, vertakt en er hangt een vreemde en constante spanning in de lucht die slim in het verhaal is verweven.

Er zijn verschillende redenen waarom ik het boek steeds weer oppakte, maar de reden dat ik het weglegde was meestal dezelfde: ik had weinig compassie met de personages. Want hoewel hun worstelingen prachtig beschreven worden, vond ik het moeilijk om me op een emotionele laag aan hen te binden. Dat had denk ik vooral te maken met de complexe karakters van de personages die in verhouding tot elkaar vaak nog ingewikkelder werden. Wat me dan steeds weer raakte was de manier waarop de personages zich aan hun omgeving leken te spiegelen. Parijs als twee personen in een complexe relatie in een kamer. Zoals de stad zijn Giovanni en David grillig, complex en hard voor elkaar.

Ze staan op allerlei manieren met elkaar, de tijd en de omgeving in verbinding, maar het is vanaf het begin al duidelijk dat er iets uiteen zal vallen. Dit zorgt voor een vreemd spanningsveld dat tot in meerdere lagen doorwerkt. Het is dan ook bijzonder knap hoe er sprongen in de tijd plaatsvinden die allemaal logisch en spannend zijn.

Vooral in de tweede helft van het verhaal komt de grillige liefde en verwarring die tussen de twee hoofdpersonages heerst in een stroomversnelling en las ik eigenlijk aan een stuk door. Hoewel verdrietig is, is er ook haast sprake van een soort opluchting.

James Baldwin kende ik van sporadische tv-fragmentjes en referenties in het publieke debat, waardoor ik hem vooral zag als een belangrijke opiniemaker over ras en queerness. Giovanni’s kamer is het eerste werk dat ik van hem heb gelezen, en wat blijkt: Baldwin is ook een geweldig schrijver.

Stijl en inhoud vallen mooi samen, met scherpe observaties en beeldende passages uit een zwierig en smoezelig Parijs. In het begin lijkt de hoofdpersoon David wel erg goed te weten wat zijn gesprekspartners bedoelen en willen. Maar dat wordt steeds minder, en hij eindigt onzeker en verscheurd. Een belangrijke boodschap uit het boek is dat de verlangens van anderen en vaak ook van onszelf raadsels zijn: ‘Hoe kun je weten of ik ben wat je ziet?’

De kamer uit de titel is een letterlijke kamer maar ook een metaforische plek waar je verlangens onder ogen kunt komen, maar waar die verlangens tegelijk bedrukkend werken. De kamer is donker, vol troep en smerigheid, ondergronds bijna. Giovanni bikt bakstenen uit in een poging zijn kamer op te frissen. Het is tot mislukken gedoemd: de twee mannen kunnen in de kamer intiem zijn, de liefde vieren, maar ze dragen de buitenwereld altijd met zich mee. Homoseksuele liefde is een clandestiene liefde, en de mannen zijn niet in staat die maatschappelijke norm los te laten – ook Giovanni niet.

Zo wordt heel voelbaar hoe maatschappelijke normen ons niet alleen beperken, maar hoe we die normen ook continu met ons meedragen; ze zitten zo ingebakken dat we niet meer weten wat we echt willen en wat ingegeven is door wat maatschappelijk (on)gewenst is. Toch vond ik het geen vanzelfsprekende conclusie dat David zou moeten kiezen voor Giovanni. Zijn hang naar de geborgenheid van zijn aanstaande huwelijk voelde voor mij ook waarachtig. De vraag bleef hangen: welk verlangen is ‘echt’?

Giovanni’s kamer was het eerste boek van James Baldwin dat ik las, zes jaar geleden (in het gras, voor een koepeltentje op een natuurcamping op Schiermonnikoog, om precies te zijn). In mijn herinnering vond ik het toen een ontroerende, enigszins onbevredigende, maar heel goede roman. Voor deze Vuurland leest wilde ik hem dus graag herlezen en dat heb ik met plezier gedaan – gedeeltelijk in de mooie nieuwe vertaling van Eefje Bosch en Manik Sarkar, gedeeltelijk in het Engels.

Bij herlezing vond ik het boek nog steeds even mooi, meesterlijk zelfs. Maar niet ontroerend. Eerder frustrerend en pijnlijk, de kamer uit de titel tegelijkertijd een wel heel duidelijke metafoor voor de ‘kast’ waar je als homo wordt geacht uit te komen (of in te blijven zitten, zoals in dit boek) én de kleine, moeizame wereld in de marge die het enige alternatief was voor die kast, in de jaren vijftig en soms nog. Mijn geheugen had de roman gecategoriseerd als romance, gedoemd te mislukken, maar bij herlezing was dat helemaal niet waar het om ging.

Eerder is Giovanni’s kamer een uiterst secure ontleding van geïnternaliseerde homohaat en misogynie bij witte, westerse mannen (en vrouwen) en het dodelijke karakter van vastgeroeste ideeën omtrent mannelijkheid, vrouwelijkheid en de relatie tussen die twee. David, Hella en Giovanni raken elk op hun eigen manier in deze ideeën verstrikt, ze gaan ten onder aan hun pogingen eraan te ontkomen of zich eraan over te geven. En er is niemand die ze komt redden. Dit alles wordt opgeroepen in uiterst elegante zinnen en binnen een bestek van – in het Engels – 158 pagina’s. Hoe dan? Een boek om nog honderd keer te herlezen.

Ik heb er een nieuw lievelingsboek bij en het heet Giovanni’s kamer. Nu ik dit opschrijf besef ik pas hoe bijzonder ik dat vind, want ik ben best kieskeurig – een boek is niet zo snel een lievelingsboek. Met een lievelingsboek bedoel ik namelijk meer dan een uitzinnig goed boek, ik bedoel ermee dat ik zeker weet dat ik het nog meer dan eens zal herlezen, dat ik het voor vrienden zal kopen, dat ik over een paar maanden, een jaar, een paar jaar nog steeds zal denken aan David en Giovanni en Hella.

Giovanni’s kamer is een totaalboek: grenzeloos sexy en verschrikkelijk hard en verdrietig, poëtisch, ruw. Het is verstild maar kan ook flink schreeuwen, het is bij vlagen echt grappig, snel, maar kan je ook meevoeren op trage overpeinzingen. Baldwins zinnen zijn zo slim en goed doordacht en tegelijk ook zo achteloos opgeschreven. De personages zijn lieverds en klootzakken en vaak dan weer het één en dan het ander. Die gelaagdheid heeft me veel geleerd over het vertellen van een verhaal, over hoe het werkt met de levensechtheid van literatuur.

Het zijn geen makkelijke levens, geen makkelijke personages. Maar al aan het begin van het boek, wanneer wordt verteld hoe David als jonge jongen bij zijn beste vriend Joey in bed belandt en daarna wegvlucht, merk je dat er een diepe emotionele intelligentie ligt in alle passages, in alle hoeken van dit verhaal. Want hoewel het boek telkens weer draait om zelfverloochening en het hardvochtige gevecht daartegen, om onderdrukking en zelfhaat, het vastgedraaid zijn in maatschappelijke normen, weet je als lezer één ding zeker: dat Baldwin zelf heel, heel goed doorhad wie zijn personages waren.