Vuurland leest

De droom van elke cel

Maricela Guerrero
Maricela Guerrero: De droom van elke cel

Vertaling: Lisa Thunnissen

Uitgeverij: M10Boeken

Dit boeken lazen we in augustus 2025.

Bestel

De titel lijkt zichzelf tegen te spreken: ‘cel’ suggereert een (natuur-) wetenschappelijke invalshoek, maar dromende cellen horen in dat vakgebied niet thuis. Precies die tegenstelling

De afgelopen jaren gaan er steeds meer stemmen op voor het zoeken naar een alternatieve taal waarin de relatie tussen mens, mede-dier en natuur kan worden ingebed. Dat er in deze zoektocht gegrepen wordt naar beeldtaal lijkt een voor de hand liggende keuze: literatuur, en poëzie in het bijzonder, is in staat een flexibel raamwerk te vormen, waarin de grenzen en kenmerken van waar we woorden aan toekennen kunnen worden bekeken, binnenstebuiten gekeerd en opgerekt. Erik Metz schrijft in zijn artikel De natuur is een tempel (2015) dat één van de belangrijkste taken van ecokritische literatuur is om ‘de gedomineerde entiteit een stem te geven – iets wat in het geval van de natuur vrij letterlijk kan worden opgevat omdat de natuur zich per definitie niet met behulp van menselijke taal kan verweren.’

In de ecokritische bundel De droom van elke cel van Maricela Guerrero wordt er ruimte gemaakt voor zo’n ‘gedomineerde entiteit’: de cel. Het boek is opgedeeld in vier afdelingen, waarvan de laatste twee (‘Wolven: lessen over zorg’ en ‘Talenrijk’) explicieter over die taal gaan. De antropocentrische, ‘imperiale’ taal, zoals die meermaals wordt genoemd, vormt met zijn statistieken, regels en machtscultuur een sterk contrast met van de taal van de bomen, bladeren en cellen. In de bundel wordt afgetast welke raakvlakken deze talen hebben. Zo staat er in ‘Over de classificatiemethode’: ‘Ik onderzoek vormen van zijn in andere talen voren trekken van woorden: ik zou boom willen spreken en hen willen beschutten’, en in het gedicht ‘De taal van het imperium’ dat het in de imperiale taal niet gaat om ‘erkennen dat een cel afstamt van een andere cel maar om vaststellen welke cel er eerst was’.

De bundel, door Lisa Thunnissen uit het Spaans vertaald, beschrijft minutieus ervaringen van angst en machteloosheid, maar is ook een boek over hoop, liefde en troost. De zachtheid blijft door het boek heen stromen, waardoor ook de meer informatieve, prozaïsche teksten onderdeel worden van een rustig maar woekerend geheel. Wolven dragen ons (lees: mensen, lezers) meermaals ‘bosopwaarts’ op hun rug en bij overheersende angst is er een dier ‘dat naast me neerploft, ademt en in slaap valt.’ De droom van elke cel gaat over dragen en gedragen worden, daar moedig en strijdvaardig in zijn. Over samenvallen met wat er om ons heen is en de blik op het bestaansrecht van de toekomst richten. ‘Moed inblazen is een ronde en warme vorm van weerstand bieden. / Cel worden die ervan droomt cel te worden.’

In De droom van elke cel verandert Maricela Guerrero de bladspiegel in een preparaat. De bevlogen mevrouw Olmedo laat ons door een microscoop kijken en toont ons de kleinste onderdelen waaruit onze wereld is opgebouwd: zuurstof- en koolstofatomen, fonemen, cellen. Deze bundel doet geregeld aan als een als een biologie- of scheikundeles en het vakjargon vliegt je om de oren: ‘Mevrouw Olmedo bracht ons in contact met woorden als/ Linnaeus, mitochondrium, chlorofyl, tweezaadlobbig, […]’ (uit: ‘Mevrouw Olmedo’). In dat opzicht deden de gedichten me ook vaak denken aan het werk van Vuurlander Isa Bob van Rooy, die evenals Guerrero in hun poëzie niet-menselijke stemmen aan het woord laat. Toch voelt De droom van elke cel nergens aan als een flashback naar je middelbare school. Daarvoor is onze leermeester te zacht en haalt ze haar kennis niet enkel uit Westerse wetenschapsboeken. In ‘Het regent’ bijvoorbeeld: ‘Mevrouw Olmedo zei belangrijke dingen: ga op reis en leer/ voor anderen zorgen./ Mevrouw Olmedo breide dekens en vestjes tijdens directie-/ vergaderingen./ De cellen van mevrouw Olmedo worden adem.’

Guerrero en haar poëtische personage mevrouw Olmedo ontleden niet enkel de flora en fauna tot hun meest basale onderdelen, ook de taal wordt onder de loep gelegd. De inheemse taal (te interpreteren als de taal van de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika én als de taal van de natuur, de taal van niet-menselijke netwerken zoals schimmelsporen of de ondergrondse informatieoverdrachten tussen bomen) wordt geponeerd tegenover de taal van ‘het imperium’. Ook die term is multi-interpretabel en kan duiden op de taal van de kolonisator, die de inheemse taal en cultuur verdringt óf op de taal van de Westerse wetenschap, de regels van de taxonomie die alle soorten tracht te vangen in een structuur die versimpelt en inheemse perspectieven op het planten- en dierenrijk buitensluiten. Bij het lezen van de bundel dacht ik geregeld aan de beperkingen die het westerse classificatiesysteem (en daarmee ook taal in het algemeen) heeft op mijn beleving van de wereld om ons heen. Als ik een onbekende plant zie, denk ik vooral aan die plant als een soort: welke plant is dat (eerlijkheid gebiedt te zeggen dat weinig planten- of bomensoorten ken of kan herkennen)? Zelden zie ik een plant als onderdeel van zijn omgeving, als deel van een gemeenschap. Gelukkig is Guerrero’s toon niet pessimistisch. Nog niet alles is verpletterd door de stoomwals van het imperium: ‘op een dag zullen we in inheemse talen erkennen hoe we/ de taal van het imperium kunnen verlichten en opschudden:’ (uit: ‘Zorgvuldig beschrijven’).

Precies die manier van kijken had ik ook nodig om van deze bundel te kunnen genieten. Doorgaans kijk ik in het lezen van een poëziebundel naar de individuele gedichten en wat ze me vertellen. Als ik de gedichten in De droom van elke cel op zichzelf benaderde, hadden ze soms de neiging nogal willekeurig aan te doen. Ik kon de elementen niet samenbrengen, vond de afbrekingen of vormkeuzes niet altijd logisch of vroeg me van een bepaalde strofe af waarom die in dit gedicht stond, en niet in dat andere gedicht. Die frustratie verdween toen ik deze leeshouding losliet en de bundeling benaderde als één groot gedicht. Regelmatig terugkerende elementen als mevrouw Olmedo, aloë vera en de wolf sturen op die vorm van lezen aan. Ze worden nergens los gethematiseerd – het gedicht ‘Olmedo’ gaat niet méér over mevrouw Olmedo dan ‘Zorgvuldig beschrijven’ of ‘Data’, waarin de cellen van onze docente zich vernieuwen en afsterven – en zijn altijd onderdeel van het systeem. De wolven zitten in de voedselketen, in de humus, in de rivier en de bomen. De losse schakels in het netwerk hebben pas betekenis bij de gratie van het netwerk waar ze deel van uitmaken.

De droom van elke cel verzet zich als een hoopvolle woekerplant tegen dominante systemen: de taxonomie, het kapitalisme, overheden die onze kwaliteit van leven opofferen voor financieel gewin, taal en Westerse poëzietradities. Een sleutelfiguur in die tegenbeweging is, zo schrijft ook vertaler Lisa Thunnissen in haar nawoord, de wolf. De politiek in zowel Mexico als Nederland – looking at you, Caroline van der Plas – wil ons doen geloven dat dit roofdier een bedreiging vormt voor onze manier van leven. Guerrero laat zien dat de wolf een onmisbare schakel is in het ecosysteem. Niet alleen dringt dit dier overpopulatie van grazende zoogdieren als herten en schapen terug, en geeft zo de planten meer ruimte, de wolf staat ook symbool voor een zachte, zorgende kracht. In ‘Canis lupus signatus’ (de wetenschappelijke naam van de Iberische wolf) stort een blusvliegtuig neer in een gebied dat wordt geteisterd door bosbranden, tevens een leefgebied van wolvenfamilies. De laatste twee strofen van dit gedicht deden me denken aan de genocide in Gaza, de hartverscheurende beelden van moeders met hun door Israël uitgehongerde, verwonde of vermoorde kinderen en de weinig effectieve voedseldroppings boven het gebied door andere landen: ‘Op welke manier zouden die welpen en hun moeder ontbre-/ ken in de wereld./ Op wat voor curieuze wijze hadden het vuur en de brandweer-/ mannen en blusvliegtuigen het lot van wolvenfamilies in/ andere delen van de wereld kunnen veranderen.’ Als we de kinderen en moeders in Gaza aan hun lot overlaten, wat zegt dat dan over het lot van kinderen en moeders in de rest van de wereld?

Deze prachtig vormgegeven bundel voelde als een werveling tussen de cellen en wezens van de natuurlijke wereld waarin we ons begeven. Elk hoofdstuk beschrijft een ander aspect van het netwerk en de communicatie van cellen, wat ervoor zorgt dat je perspectief tegelijkertijd wordt versterkt en uitgedaagd. De taal van het imperium, zoals Guerrero het noemt, is analytisch en verwoestend, en mengt ‘zich in stofwisselingsprocessen: ze onttrek[t]’. De gedichten gaan moeiteloos over van het aanspreken van grootmachten zoals Monsanto naar het dromen over een taal die de zaden, cellen en wolven begrijpt.

Allereerst vind ik de herhaaldelijke terugkeer van de biologiedocent mevrouw Olmedo een ontzettend mooie; het toont het belang van docenten. Niet alleen voor het doorgeven van kennis maar voor de vorming van een wereldbeeld; een manier van kijken naar en ervaren van de interconnecties tussen de wezens op onze aarde. Er zijn nog een aantal herhalingen zoals deze, waardoor de bundel bezwerend en melodisch wordt. Zo klim je op de rug van een wolf, valt er een briesend/rustend/neerploffend dier naast je in slaap, en is stilstaan een andere vorm van stromen. Er wordt niet alleen, temidden ontginningen en regelgevingen, opgeroepen tot zachtheid en warm verzet, maar er worden in de taal zelf manieren gevonden om dit verzet in het leven te roepen. Bovendien voelt het niet idealistisch of onrealistisch. Met ‘en op onze/ manier vinden wij vormen om ons tegen die taal te verzetten:/ soms lukt het, soms niet’ laat Guerrero de vergevingsgezindheid van de taal buiten het imperium zien. Soms maak je fouten, en moet je herschikken, loslaten en opnieuw beginnen. 

Deze bundel betekende veel voor me, en ik zal hen voor aanzienlijke tijd dicht bij me laten blijven. Ikzelf ben ook op zoek naar taal. Taal die kan uitdrukken hoeveel strijdbaarheid ik lees in teksten als ‘of de waterbron die vanmiddag door gewapende personen/ werd bezet:/ ik ga een boom zaaien’: voor mij het teken dat met een zaadje in je zak en handvol dromen over cellen je ‘een ronde en warme vorm van weerstand [kan] bieden.’ Een teken dat veranderingen in de kleine hoekjes vaak de meest belangrijke zijn: dat het altijd bij jezelf begint, dat de zelf al lucht en water deelt voor die een gemeenschap kan aangaan. Dat dromen waardevol, krachtig, en vooral broodnodig zijn; dat we het onze planeet verschuldigd zijn om op zoek te gaan naar de taal van appelbomen, wolvinnen, cellen, mispels, chlorofyl en rivieren. 

De oorsprong en continuïteit van al het leven; één cel die meerdere cellen wordt; het schitterende netwerk aan vertakkingen dat hieruit ontstaat. Een grotere bron voor het maken van gedichten is er niet, maar Maricela Guerrero maakt in haar negende dichtbundel De droom van elke cel allesbehalve doorsnee poëzie. Raadselachtig en helder tegelijk schrijft ze over organismen en microscopen, over schimmeldraden en wortels die elkaar voeden:

‘Er blijken boomfamilies te zijn die onder hun takken in hun/taal van atomen, moleculen en verbindingen in nieuwe levens-/vormen veranderen: fosfor, stikstof, koolstof; die voedings-/stoffen onderling verdelen, elkaars groei bewaken en elkaar/beschermen; al geven ze soms foutieve informatie door, dat/is toeval en een mogelijkheid: het zijn de cellen, wat we niet/weten; daarom moeten we ramen openlaten.’

Niet alleen gaan Guerrero’s gedichten over ingezoomde cel-belevingen, ook zoomt ze uit, en schrijft ze over grondbezit, zorg, geweld. Ze maakt inzichtelijk dat als je je bezighoudt met de oorsprong van leven, je je gelijktijdig moet bezighouden met wat er dan met dat leven gebeurt, en waardoor de processen worden onderdrukt. Steeds opnieuw maakt een oppermachtig maar verder niet bij naam genoemd ‘imperium’ inbreuk op wat wil stromen, organisch wil groeien:

‘Het imperium spreekt in munten en talenten die rivieren op-/slorpen en afzetten die territoria verwoesten en mineralen en/rivieren en mensen ontginnen: die oplossen, kloven en optel-/len. Ze mengen zich in stofwisselingsprocessen: ze onttrekken.’

Ongenadig scherp toont Guerrero het effect van de taal van het imperium:

‘In de taal van het imperium is een micro-organisme geen/micro-organisme maar een artefact verkleefd met de doel-/stellingen van het imperium die niet altijd stroken met het/behoud van de soorten.’

Guerrero’s taal is prozaïsch, precies, melodieus. Ik verwonder me om de reikwijdte die vertaler Lisa Thunnissen in de Nederlandse taal gevonden heeft – poëzie vertalen is een vak apart maar Thunissen vertaalt zo zwierig dat het lijkt alsof het moeiteloos gedaan is. Dan is een vertaling op zijn best. Ook haar nawoord is verrijkend, een persoonlijk verslag van hoe deze poëzie in ecofeministisch licht gelezen kan worden en een inkijkje in het vertaalproces: ‘Bij het lezen en vooral tijdens het vertalen van de bundel viel me op hoezeer de oproep tot verzet, het bevechten van ruimte voor andere perspectieven, voor het bieden van troost, in de taal zelf besloten ligt. Ik heb woordenlijsten aangelegd met kopjes als “vernielwoorden” omdat juist de variatie van synoniemen voor bijvoorbeeld [bomen] “vellen” of “met de grond gelijkmaken” me betekenisvol leek.’

Uitgeverij M10Boeken gaf eerder al poëzie van Friederike Mayröcker uit, en brengt met de bundel van Guerrero nu opnieuw een zinderende buitenlandse stem naar het Nederlands. Weinig dingen die me gelukkiger maken!

Ik wil de gedichten van Maricela Guerrero het liefst dansen. In De droom van elke cel bewegen we ons langs diverse verhaallijnen die in elkaar haken via celstructuren, boomwortels en wolven. Guerrero’s gedichten zijn met elkaar verweven en lezen eerder als een lang verhaal, dan als losse gedichten.

Deze bijzondere bundel is vrijwel helemaal gedrukt in zeegroen, de kleur van de afbeelding op de cover. Het boek is een mooi object met harde kaft en foto’s die ieder van de vier hoofdstukken introduceren. Ik lees de gedichten vaak hardop, want het ritme is bijzonder krachtig en eigen. De manier waarop zinnen opgebouwd zijn, maakt dat ik de wereld die Guerrero schept meteen durf te betreden.

Planten, cellen, mensen, geldstromen en grenzen spreken in talen, proberen elkaar soms te verstaan. De vertaler van de bundel gebruikt de woorden ‘parallele perspectieven’ om deze verhaallijnen te omschrijven, en Lisa Thunnissen heeft gelijk; de dingen komen met elkaar in verbinding te staan. We bewegen ons door de gedichten zoals we ons door dromen bewegen. Er worden onderzoeken en fenomenen aangehaald die samenvallen met de droomwereld die Guerrero schept. Tegelijkertijd is ze niet bang voor verzet of voor kritiek op het systeem. Ontsnappen aan de werkelijkheid is niet mogelijk en telkens als ik het gevoel heb weg te dromen, word ik opgeschud. Waar we niet aan de realiteit ontsnappen, wordt deze op prachtige wijze met poëzie verweven. Ik zie hoe de twee nooit los van elkaar hebben gestaan.

Je kunt op twee manieren dromen hebben: je kunt dromen terwijl je slaapt of dromen hebben voor de toekomst. Hoe moet je de droom in de titel van Maricela Guerrero’s bundel De droom van elke cel opvatten? Als één van beide of als allebei? En kunnen cellen dromen? Maakt dat uit?

Guerrero’s cellen kunnen dromen, of ze doet alsof. Deze bundel is een ecosysteem van (koorts)dromen over de staat van de planeet en sommige plekken daarop. Ecologie en politiek zijn daarin altijd verknoopt, of beter gezegd: hebben zich hand in hand ontwikkeld, zoals Guerrero laat zien in gedichten als “Kruizemunt” en “De taal van het imperium.” Ook stelt de bundel vragen voor de toekomst, zoals in het korte gedicht “Kwesties.”

Ik vind dat fantastisch, right up my ally. Voor mij is Guerrero’s bundel een bos om in te dwalen, een lab om in te onderzoeken en een (levend?) herbarium om door te bladeren inéén. Het is een bundel die ik graag gelezen had voor ik de mijne schreef en die ik zeker nog 10 keer ga lezen eer ik aan de volgende begin.

Ik ben nooit echt een verslinder van poëzie geweest, en juist daarom leek het me leuk om met Vuurland De droom van elke cel te lezen. Het onderwerp sprak me aan. Het past in de literatuur die de natuur een stem probeert te geven en manieren zoekt om verhalen te vertellen in het post-Antropoceen. Clichés liggen daarbij op de loer en ook dit boek ontkomt daar niet aan (‘we zijn niet alleen // We zijn / hier.’).

Maar er is vooral ook heel veel originele taal. Het gaat over cellen, adem en wolven, de taal is warm en lichamelijk maar toch ook analytisch. Het is een nederige zoektocht naar een andere taal dan de ‘taal van het imperium’.

Toch was ik na het lezen niet ondersteboven. Er was genoeg dat ik mooi vond, en het was geen straf om deze bundel te lezen. Maar ik heb niet het gevoel dat ik anders ben gaan denken over de natuur of het leven. De invalshoek van de cellen was zeker interessant maar ik voel er, zelfs na al deze goede poëzie, niet heel veel bij. Misschien ben ik toch niet zo’n poëziemens, of misschien blijft het moeilijk om ons in te leven in de natuur. Of misschien allebei.

Alle organismen bestaan uit cellen. Ik ben niet groter dan een cel, niet kleiner, niet jonger en niet ouder. Ik ben de cel die droomt van cellen worden. Soms is stilstaan stromen, lees ik, maar in De droom van elke cel van Maricela Guerrero (uit het Spaans vertaald door Lisa Thunnissen) staat niets stil: alles groeit, is in wording, in toeval. Soms is stilstaan liefhebben, lees ik ook. Maar in deze bundel vind ik het liefhebben in de zoektocht naar een taal ‘waarin met jou praten/ en je beschutten zinderend en teder zal zijn.’ De gedichten groeien naar elkaar toe en uit elkaar voort. Afwisselende moederfiguren vertellen verhalen van eindeloze ontginningen – in taal, gemeenschap, en grondstoffen. Alsmaar wordt natuurlijke evenwicht en verbinding verbroken door uitwerkingen van het Latijnse motto Citius altius fortius (Sneller, hoger, sterker): ‘In de taal van het imperium gaat het niet om erkennen dat/ een cel afstamt van een andere cel maar om vaststellen welke/ cel er eerst was.’ Tussen haar beschrijvingen van wortel- en leefsystemen pleit Guerrero voor  ‘nieuwe en/ ronde manieren om ruimte te delen.’ Deze bundel die niet begint en niet eindigt, en die ook na het sluiten blijft groeien, doet daartoe een sterke aanzet.